In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een arbeidsrechtelijke kwestie. De zaak is ontstaan uit een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarbij de appellante, een natuurlijke persoon, en de verweerster, een stichting, betrokken zijn. De procedure in hoger beroep is gestart na een tussenbeschikking van het hof op 14 december 2017. De verweerster heeft verzocht om verlof voor het instellen van cassatie tegen de tussenbeschikking, en heeft tevens gevraagd om schorsing van de procedure in afwachting van de cassatieprocedure. De appellante heeft hiertegen ingebracht dat de verweerster zelf kan beoordelen of cassatie mogelijk is en dat de procedure niet automatisch geschorst wordt door het instellen van cassatie. De appellante heeft bovendien aangegeven dat zij een zwaarwegend financieel belang heeft bij een spoedige beslissing, aangezien haar hypotheekbetalingen in gevaar komen.
Het hof heeft overwogen dat zowel de stichting als de appellante belang hebben bij een beslissing in cassatie over de rechtsgeldigheid van het ontslag, wat ook invloed kan hebben op de te nemen vervolgbeslissingen. Het hof heeft daarom het verzochte verlof verleend en de procedure in hoger beroep geschorst tot het moment waarop de meest gerede partij na de cassatieprocedure verzoekt om de zaak opnieuw in behandeling te nemen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.