De stal in [vestigingsplaats] waarin 468 biggen zijn geleverd is een afzonderlijk gebouw dat losstaat van andere stallen. Deze stal was ontsmet en schoongemaakt en had drie maanden leeggestaan. De stal in [vestigingsplaats] is een afgesloten stal zodat van contact met andere varkens geen sprake is geweest. In de beide andere stallen in [vestigingsplaats] zijn geen problemen geweest.
De stal in [vestigingsplaats] bestaat uit afdelingen die gescheiden zijn door betonnen wanden. 448 biggen van [de vennootschap 2] zijn geleverd in twee afdelingen. In de afdelingen daaromheen lagen biggen van de vaste biggenfokker van [de vennootschap 1] . Die afdelingen waren goed schoon en ontsmet.
Op beide locaties zijn volgens [de vennootschap 1] dezelfde ziekteverschijnselen opgetreden.
Ten tijde van de levering op 14 november 2012 was bij een aantal dieren sprake van lichte oorbijt en van hoest. In overleg met de heer [medewerker van de vennootschap 2] , verbonden aan [de vennootschap 2] , hebben de biggen een vijfdaagse kuur met Trimsulfa gehad.
Aan het verzoek van [de vennootschap 1] per mail van 16 november 2012 om documenten over vervoer, entingen en medicijngebruik is niet voldaan door [de vennootschap 2] . De dieren bleken niet geënt te zijn tegen het circo-virus.
Bij mail van 19 november 2012 heeft [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] aangegeven dat de hoest niet minder werd, dat een aantal “pompers” (dieren die naar adem snakken) werd waargenomen en dat de hoestende dieren een kuur met het zwaardere middel Doxy zou worden gegeven.
Volgens [de vennootschap 1] nam het aantal pompers toe, maar trad door het toedienen van Doxy enige verbetering op, maar na afloop van de Doxykuur kwam het hoesten terug. In die fase traden meerdere “slijters” op onder de dieren, dat wil zeggen dat het antibioticum voor die dieren niet meer werkte, hetgeen meestal leidde tot overlijden en in ieder geval tot groeiachterstand.
Op 28 november 2012 heeft dierenarts [dierenarts 1] een sectie verricht op drie biggen geleverd door [de vennootschap 2] op de locatie [locatie] . De dierenarts heeft verklevingen van borstvlies, buikvlies en hart geconstateerd, dat dit proces al enige tijd aan de gang was, dat de besmetting met de biggen meegekomen moet zijn omdat ze in een schone stal zijn opgelegd die maanden leeg heeft gestaan en hoest bij opleg (hof: levering) daarop wijst en dat het beeld wijst in de richting van streptokokken en Glässer, dat wil zeggen de kwaadaardige variant van de kiem haemophilus parasuis. Dit beeld is op 19 februari 2013 bevestigd door een bloedtest. In het verslag van dierenarts [dierenarts 1] van 10 januari 2013 wordt het beeld van haemophilus parasuis nog eens bevestigd. Volgens dierenarts [dierenarts 1] in zijn verklaring van 24 mei 2016 is deze kiem diergebonden, verspreidt zij zich niet gemakkelijk door de lucht en sluit de geïsoleerde ligging van de stal in Velden insleep vanuit andere populaties varkens uit.
Voorts voert [de vennootschap 1] aan dat dierenarts [dierenarts 2] , verbonden aan [vermeerderaar] , de leverancier van [de vennootschap 2] , op 4 december 2012 op het bedrijf van [de vennootschap 1] heeft medegedeeld dat op het bedrijf van [vermeerderaar] Glässer was aangetoond en dat [vermeerderaar] een aantal weken daarvoor is begonnen met enten tegen Glässer.
Gedurende de gehele mestronde, aldus [de vennootschap 1] , heeft het ziekteproces onder dieren die door [de vennootschap 2] waren geleverd ontwikkeld en zijn de ziekteverschijnselen gebleven, waardoor dieren vervroegd zijn doodgegaan en afgeleverde dieren minder opbrachten.
[de vennootschap 1] concludeert dat het om een chronische aandoening gaat.