ECLI:NL:GHSHE:2018:2271

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
200.149.099_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar marktconformiteit van parkeertarieven in appartementencomplex

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de appellanten, vertegenwoordigd door Custodian Vesteda Fund I, tegen de Vereniging van Eigenaars Woningen van het RIB-gebouw La Résidence. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten en betreft een deskundigenonderzoek naar de marktconformiteit van parkeertarieven voor een garage in Maastricht. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen waarin vragen zijn geformuleerd over de huurprijzen van parkeerplaatsen en de rol van deskundigen in deze procedure. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een willekeurige makelaar of taxateur, wat het hof aanleiding gaf om de deskundigen opnieuw te benaderen. Het hof heeft twee deskundigen benoemd, R. Ebbing en K. Nelissen, die verantwoordelijk zijn voor het aanzoeken van een derde deskundige. De deskundigen dienen een rapport op te stellen over de marktconformiteit van de tarieven en de relevante factoren die daarbij een rol spelen. Het hof heeft de procedure verder geregeld, inclusief de kosten van de deskundigen en de termijn voor het indienen van het rapport. De zaak is verwezen naar de rol van 27 november 2018 in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.149.099/02
arrest van 29 mei 2018
in de zaak van

1.Custodian Vesteda Fund I (kvk [kvk-nummer 1] )als rechtsopvolger van:Dutch Residential Fund II B.V.,

2.
Stichting Dutch Residential Fund I(kvk [kvk-nummer 2] )
als rechtsopvolger van
Dutch Residential Fund II B.V.(kvk [kvk-nummer 3] )
die is omgezet in:
Stichting Dutch Residential Fund II(kvk [kvk-nummer 3] ),
voornoemde rechtspersonen alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
Q-Park Real Estate Netherlands I(kvk [kvk-nummer 4] )
als rechtsopvolger onder bijzondere titel van:
Q-Park Exploitatie B.V.(kvk [kvk-nummer 5] ),
4.
Q-Park Operations Netherlands II B.V.(kvk [kvk-nummer 5] ),
voorheen genaamd
:Q-Park Exploitatie B.V.(kvk [kvk-nummer 5] ),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
hierna: QP,
advocaat: mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen,
tegen
Vereniging van Eigenaars Woningen van het RIB-gebouw La Résidence te [vestigingsplaats] , plaatselijk bekend “Plein 1992/Hoge Barakken te [vestigingsplaats] ”,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geintimeerde 2] ,
[geintimeerde 3] ,
[geintimeerde 4] ,
[geintimeerde 5] ,allen wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna: de VvE,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 december 2015 in het hoger beroep van het op 18 december 2013 door de rechtbank Limburg onder zaaknummer C/03/169396/HA ZA 12-91 gewezen.

8.Het verdere verloop van de procedure

In deze zaak zijn tussenarresten gewezen op 4 augustus 2015 en 22 december 2015, onder zaaknummer 200.149.099/01.
De voortgang daarna blijkt uit de volgende stukken:
  • de akte opgave deskundigen van de VvE van 2 februari 2016;
  • de memorie na tussenarrest van 2 februari 2016.
Vervolgens is het hof, de suggesties van partijen indachtig, doende geweest met het benaderen van deskundigen. Hiervan blijkt uit brieven van de griffier van 7 september 2016 en 1 december 2016.
Op 13 februari 2017 hebben partijen een eenstemmig verzoek gedaan en is de zaak ambtshalve geroyeerd.
In juli 2017 is de zaak hervat onder zaaknummer 200.149.099/02.
Het verdere verloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de akte van de VvE van 25 juli 2017
  • de mededeling bij H16-formulier van 21 augustus 2017 van QP.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof verwijst naar de tussenarresten.
9.2.
Bij het tussenarrest van 22 december 2015 overwoog het hof onder meer:
“Waar het gaat om te benoemen deskundige maakt QP bezwaar tegen een willekeurige makelaar of taxateur. Dat een ervaren en goed opgeleide makelaar of taxateur als regel onvoldoende specifieke deskundigheid zal bezitten is door de VvE niet betwist en komt het hof gelet op de uitleg van QP ook niet onaannemelijk voor.”
9.3.
De complicaties bij het benaderen van de door partijen voorgestelde deskundigen en het zoeken naar andere deskundigen geven het hof aanleiding om terug te komen op de hiervoor geciteerde overweging; in de brief van de griffier van 1 december 2016 werd daar reeds aan gerefereerd. Voor benoeming van een ervaren makelaar uit de algemene praktijk bestaat bij nader inzien geen contra-indicatie, aangezien een dergelijke makelaar uit zijn praktijk kennis kan dragen over wat een gebruikelijke huurprijs voor een parkeerplaats in een appartementencomplex is. Dat is één van de aspecten welke van belang zijn bij de beantwoording van de vragen.
9.4.
Bij dat tussenarrest formuleerde het hof de navolgende vragen:
Wat zijn de gemiddelde prijzen, althans wat is de bandbreedte van de prijzen, van abonnementen welke gedurende 24 uur per dag, 7 dagen per week recht geven op een gegarandeerde parkeerplaats (hetzij een vaste parkeerplaats, hetzij een zwerfparkeerplaats), in de door u geselecteerde garages in de door u geselecteerde steden welke kunnen dienen als referentie voor de in het geding zijnde garage Plein 1992 te [vestigingsplaats] ? In hoeverre maakt het daarbij voor de prijzen verschil of in die garages uitsluitend bewoners van bovengelegen of aangrenzende appartementen parkeren, dan wel tevens kortparkeerders?
Zijn er redenen, en zo ja welke, om op de door u verkregen gemiddelde uitkomst opwaartse of neerwaartse correcties toe te passen, en zo ja welke, in verband met de bijzondere positie van Maastricht ten opzichte van de referentiesteden?
Wat is in de afgelopen vijf jaren de tariefontwikkeling geweest van de in vraag 1) bedoelde prijzen?
Bestaat er – landelijke, regionale of lokale – informatie omtrent de tariefontwikkeling van parkeertarieven in Nederland in de laatste vijf jaren, en:
- wijkt deze af van de trend welke uit het antwoord op vraag 3) blijkt;
- wijkt deze af van de CPI-index?
5. Welk mechanisme zou na elke vijf jaren gehanteerd kunnen worden om opnieuw de marktconformiteit van het tarief bewonersabonnementen als hiervoor bedoeld voor de garage Plein 1992 te kunnen vast stellen?
6. Speelt de NEN2443 een relevante rol voor het onderhavige geschil en zo ja, in welk opzicht?
7. Welke overige opmerkingen acht u dienstig ten behoeve van de door het hof te nemen beslissing?
9.5.
Het hof zal de hierna te noemen deskundigen benoemen. Dat zijn er vooralsnog twee. Deze deskundigen hebben als eerste taak - het betreft een onderdeel van de taak waaraan slechts beperkte tijd dient te worden besteed - het aanzoeken van een derde deskundige. Zij dienen daartoe een eensluidend voorstel ten doen aan partijen. Zijn deze het met het voorstel eens, dan kunnen partijen een eensluidend verzoek aan het hof doen de derde deskundige bij arrest te benoemen. Zijn zij het geen van beiden eens, dan dienen de deskundigen te bezien of een andere deskundige gevonden kan worden. Is een van partijen het wel met het voorstel eens doch de andere niet, dan zal de zaak op verzoek van de meest gerede partij worden verwezen naar de rol voor het nemen van een korte akte, het eerst door de partij die het met het voorstel van de deskundigen niet eens is.
9.6.
Het hof overwoog reeds dat QP het voorschot dient te voldoen. Dhr Ebbing begrootte het aantal uren op 24 bij een uurtarief van € 172,50 excl. btw; dhr. Nelissen begrootte het aantal uren op 10 bij een uurtarief van € 300,--.

10.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 9.4 van dit arrest geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vragen:
R. Ebbing
p/a [adres]
[postcode] [vestigingsplaats]
K. Nelissen
p/a [makelaars]
[adres]
[postcode]
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen op eerste verzoek van de deskundigen (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundigen zich vooreerst enkel bezig zullen houden met het aanzoeken van een derde deskundige, waarna de benoeming (door het hof) van die derde deskundige dient te worden afgewacht;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op vijf maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de beide thans benoemde deskundigen op het door de deskundigen begrote bedrag van € 5.000,-- voor dhr. Ebbing en € 3.000,-- voor dhr. Nelissen tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat QP genoemd voorschot van zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.I.M.W. Bartelds tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 27 november 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van de VvE;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M. Arnoldus-Smit en J.I.M.W. Bartelds en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 mei 2018
griffier rolraadsheer