ECLI:NL:GHSHE:2018:2207

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
200.174.415_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep over gebrekkig ontwerp en uitvoering van glasplaten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen een geïntimeerde, waarbij de appellant stelt dat de glasplaten van zijn woning gebrekkig zijn ontworpen en uitgevoerd. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin is geoordeeld dat er nog proceshandelingen moesten worden verricht voordat een eindoordeel kon worden gegeven. Het hof heeft in het tussenarrest van 26 september 2017 bepaald dat er bewijsleveringen en een deskundigenonderzoek moesten plaatsvinden. Tijdens de comparitie van partijen hebben beide partijen ingestemd met de benoeming van één deskundige om de vragen omtrent de gebreken in het ontwerp en de uitvoering van de glasplaten te beantwoorden. De deskundige is belast met het onderzoeken van de lekkages en de kwaliteit van de glasplaten, en moet ook de gevolgen van eventuele gebreken in het ontwerp en de uitvoering vaststellen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting voor het opgeven van verhinderdata van partijen en hun advocaten, en heeft de verdere beslissing aangehouden. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn op de appellant verhaald, en het hof heeft een voorschot op deze kosten vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.174.415/01
arrest van 22 mei 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. H.J. van Amerongen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. [woningverbetering] Woningverbetering,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.J. Versteeg te Zaltbommel,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 2 augustus 2016 en 26 september 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 3414198/221 en 410 14-8060 gewezen vonnis van 30 april 2105.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 26 september 2017;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 9 januari 2018.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat nog de volgende proceshandelingen moeten worden verricht voordat een eindoordeel op alle onderdelen van het geschil kan worden gegeven:
- de bewijsleveringen zoals bedoeld in de rov. 3.5.3., 3.6.5. en 3.7.5. van het tussenarrest d.d. 26 september 2017;
- het deskundigenbericht zoals bedoeld in rov. 3.6.6. e.v. en 3.7.5. van het tussenarrest d.d. 26 september 2017;
- het nemen van de aktes zoals bedoeld in rov. 3.5.5. en 3.7.10 van het tussenarrest d.d. 26 september 2017.
6.2.
Het hof heeft in het tussenarrest d.d. 26 september 2017 een comparitie van partijen gelast om met partijen onder meer te bespreken in welke volgorde de hier genoemde proceshandelingen zullen worden verricht alsmede hoeveel deskundigen dienen te worden benoemd, de aard van hun deskundigheid en de vragen die aan de deskundige(n) zullen worden voorgelegd.
6.3.
Partijen hebben ter comparitie verklaard dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en hebben verklaard in te stemmen met het voorleggen aan de te benoemen deskundige van de in het tussenarrest d.d. 26 september 2017 geformuleerde vragen. Van de zijde van partij [geïntimeerde] zijn tijdens de comparitie met betrekking tot de formulering van een aantal vragen aanvullende voorstellen gedaan. Partij [appellant] heeft verklaard met die voorstellen in te stemmen. Het hof zal alle door hem in het tussenarrest voorgestelde vragen, met inachtneming van de tijdens de comparitie gedane voorstellen tot aanpassing, aan de deskundige voorleggen.
6.4.
Partijen hebben voorts verklaard dat in verband met de bewijsopdracht aan [appellant] dat de glasplaten lekken, vooralsnog kan worden volstaan met het voorleggen aan de te benoemen deskundige van de vragen (i) of de glasplaten lekken en zo ja, (ii) welke glasplaten dat zijn en wat de oorzaak is van de lekkage(s). Het hof zal ook deze vragen aan de te benoemen deskundige voorleggen.
6.5.
Het merendeel van de aan de deskundige voor te leggen vragen betreft de vaststelling van feiten waarvan de bewijslast op [appellant] ligt. Het hof zal het voorschot dat in verband met het deskundigenbericht moet worden betaald om die reden ten laste van [appellant] brengen.
6.6.
Ter comparitie hebben partijen voorts verklaard dat zij ermee instemmen dat thans ook wordt overgegaan tot de bewijslevering door middel van getuigen zoals bedoeld in rov. 3.5.3. en 3.7.5. In verband met die bewijslevering zal het hof de zaak verwijzen naar de rolzitting van 19 juni 2018 voor het opgeven van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de in enquête te horen getuigen over de periode juli, augustus en september 2018. Er zullen per dagdeel maximaal drie getuigen worden gehoord. Indien partij [appellant] in enquête meer getuigen wenst te horen, dan zullen terstond meerdere zittingsdagen worden bepaald.

7.De uitspraak

7.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de onderstaande vragen;
1) Kunt u (i) aangeven of er sprake is van lekkage bij één dan wel meerdere glasplaten op het achterdak van de woning van [appellant] en zo ja, (ii) welke glasplaten dat betreft en wat de oorzaak is van de lekkage(s)?
2) Is er ten aanzien van de vier glasplaten op het achterdak van de woning van [appellant] sprake van een gebrekkig ontwerp?
3) Indien u vraag 2 bevestigend beantwoordt, kunt u dan aangeven:
- welk(e) aspect(en) aan het ontwerp u als gebrekkig aanmerkt?
- waarom u dat aspect/die aspecten als gebrekkig aanmerkt?
- wat de gevolgen zijn van die gebreken in het ontwerp, in het bijzonder ten aanzien van de afwatering van neerslag?
4) Is er bij één of meerdere glasplaten sprake van een ondeugdelijke uitvoering van het ontwerp, bestaande uit:
- gebruikmaking van ongeschikt materiaal en/of
- een andere onjuiste wijze van uitvoering?
5) Indien u vraag 4 bevestigend beantwoordt, kunt u dan aangeven waarom de uitvoering als ondeugdelijk moet worden beschouwd en wat de gevolgen zijn van die ondeugdelijke uitvoering van het ontwerp, in het bijzonder ten aanzien van de afwatering van neerslag?
Toelichting op de vragen 1 tot en met 5:
Partijen hebben in onderling overleg beslist dat de glasplaten conform de toegepaste constructie zouden worden aangebracht. Volgens [appellant] zijn het ontwerp en de uitvoering van (de constructie betreffende) de glasplaten gebrekkig. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een aantal aspecten genoemd, die in het tussenarrest van 26 september 2017 zijn weergegeven onder nummer 3.6.2. onder a) tot en met e). Kunt u deze aspecten in ieder geval in uw antwoord betrekken. Indien u van oordeel bent dat de door [appellant] genoemde aspecten niet kunnen worden beschouwd als gebreken in het ontwerp dan wel in de uitvoering ervan, wilt u dan bij de beantwoording van vraag 2 (waar het het ontwerp betreft) respectievelijk vraag 4 (waar het de uitvoering betreft) aangeven waarom daarvan volgens u geen sprake is.
6) Als er naar uw mening geen sprake is van een gebrekkig ontwerp dan wel van een ondeugdelijke uitvoering van het ontwerp, wat is dan volgens u de oorzaak van de lekkages aan de glasplaten?
7) Heeft u naar aanleiding van de vragen 1 tot en met 6 nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang zijn?
8) Als er naar uw oordeel sprake is van een gebrek in het ontwerp van de glasplaten, is dat dan een gebrek dat [geïntimeerde] redelijkerwijs had behoren te kennen? Zo ja, kunt u dat motiveren?
9) Indien naar uw oordeel de door [geïntimeerde] gebruikte kit, gezien het doel van de toepassing, ongeschikt was om te worden gebruikt, had [geïntimeerde] die ongeschiktheid redelijkerwijs behoren te kennen? Zo ja, kunt u dat motiveren?
10) Indien er sprake is van gebreken in het ontwerp van de glasplaten dan wel in de uitvoering van het ontwerp, op welke wijze kunnen die gebreken op een deugdelijke wijze worden hersteld?
11) Op welk bedrag begroot u de kosten van het door u geadviseerde herstel?
12) Is het voor u mogelijk om vast te stellen of het golven van de zinken kralen aan de voorgevel en de linkergevel van het voordak het gevolg is van het aanbrengen van de bitumen dakbedekking in 2011 dan wel dat dit het gevolg is/kan zijn van eerdere werkzaamheden aan het voordak?
13) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer P.D.J. van Dijk
van Kenniscentrum Glas;
Postbus [postbus] ;
[postcode] [kantoorplaats] ;
telefoon: [telefoonnummer] .
7.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 2.722,50 (inclusief BTW), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat partij [appellant] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.6.
benoemt mr. J.J. Verhoeven tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.7.
verwijst de zaak naar de
rol van 25 september 2018in afwachting van het deskundigenbericht;
7.8.
verwijst de zaak naar de
rol van 19 juni 2018voor het opgeven van de verhinderdata van partijen, hun advocaten en de in enquête te horen getuigen over de periode juli, augustus en september 2018;
7.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 mei 2018.
griffier rolraadsheer