Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
een woning in [plaats 1] , [adres 1] 13 (hierna ook: de woning in [plaats 1] ), met een WOZ waarde van € 179.000; en een woning in [plaats 2] , [adres 2] 280 (hierna ook: de woning in [plaats 2] ), met een WOZ waarde van € 81.000.
Eigen woning € 3.120-/-
Persoonsgebonden aftrek
€ 600-/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 85.414
Heffingsvrij vermogen
€ 21.139-/-
Rendementsgrondslag € 33.479
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (4%)
€ 1.339Verzamelinkomen € 86.753.
Eigen woning € 0
Persoonsgebonden aftrek
€ 600-/-
Belastbaar inkomen uit werk en woning € 88.534
Woning in [plaats 1] € 126.009
Heffingsvrij vermogen
€ 21.139-/-
Rendementsgrondslag € 159.488
Voordeel uit sparen en beleggen (4%)
€ 6.379Verzamelinkomen € 94.913.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
4.Gronden
1 januari 2012:
Effecten € 9.486
Woning in [plaats 1] € 179.000
Woning in [plaats 2]
€ 81.000Totaal bezittingen € 324.104
Hypotheek (Hof: [plaats 2] ) € 65.000
Drempel schulden
€ 2.900-/-
Totaal schulden
€ 126.991Rendementsgrondslag € 197.113
Heffingsvrij vermogen
€ 21.139-/-
Grondslag inkomen uit sparen en beleggen € 175.974
Voordeel uit sparen en beleggen (4%) € 7.038.
Hieruit volgt dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen eerder te laag dan te hoog is vastgesteld, aldus de Inspecteur.
Over strafrechtelijk ontnomen wederrechtelijk verkregen voordeel is uiteindelijk geen belasting verschuldigd. Eventuele belastingheffing hierover moet financieel ongedaan worden gemaakt.
Dit laat onverlet de bevoegdheid van de Belastingdienst om de fiscale regelgeving toe te passen op zaken die geen onderdeel uitmaken van een ontnemingsonderzoek.
De officier van justitie pleegt zonodig overleg met de fraudecoördinator van de desbetreffende belastingeenheid. Hierin kunnen twee vormen van overleg worden onderscheiden:
a.Bij een voorgenomen schikkingsbedrag van minder dan € 50.000 meldt de officier van justitie zijn voornemen bij de fraudecoördinator van de Belastingdienst. In de melding geeft de officier van justitie aan hoe hoog hij het wederrechtelijk verkregen voordeel in de relevante periode heeft geschat, met daarbij zo mogelijk een onderverdeling per jaar. Behoudens een tegenbericht van de Belastingdienst binnen vier weken, kan de officier van justitie ervan uitgaan dat de Belastingdienst dit bedrag ook als inkomen in aanmerking neemt. Indien dit bedrag wordt ontnomen, treft de Belastingdienst maatregelen, waardoor cumulatie van strafrechtelijke ontneming van en belastingheffing over het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt voorkomen of weggenomen.
b. Bij een voorgenomen schikkingsbedrag van € 50.000 of meer, vindt overleg plaats tussen de officier van justitie en de fraudecoördinator van de desbetreffende belastingeenheid, waarbij het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgelegd.”
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
S.J. Willems-Ruesink, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.