In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een minderjarige. De vrouw, hierna aangeduid als de appellante, heeft verzocht om vernietiging van de erkenning van haar kind door haar stiefvader en om vervangende toestemming voor erkenning door de biologische vader, de man. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder toestemming verleend aan de stiefvader om het kind te erkennen, wat de man wilde aanvechten. Het hof heeft vastgesteld dat de man, als verwekker, redelijkerwijs niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, gezien de omstandigheden van de relatiebreuk en de communicatie tussen partijen. Het hof oordeelde dat de belangen van de man en het kind zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij de erkenning door de stiefvader. De rechtbank had eerder de erkenning van het kind door de stiefvader goedgekeurd, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verzoeken van de man om erkenning en vervangende toestemming toegewezen. Het hof heeft ook de beslissing van de rechtbank om een raadsonderzoek te gelasten bevestigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen en de betrokkenheid bij het kind.