In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, die de kinderen bij zich heeft, verzocht om de ondertoezichtstelling te beëindigen, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming en de moeder, die kampt met psychiatrische problemen, de voortzetting van de ondertoezichtstelling bepleitten. De rechtbank Limburg had eerder de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd, maar het hof oordeelde dat er geen actuele ontwikkelingsbedreiging was. De kinderen, inmiddels 15 en 17 jaar oud, vertoonden weerstand tegen de ondertoezichtstelling en de vader stelde dat de kinderen zich goed ontwikkelden en geen gedragsproblemen vertoonden. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet effectief was en dat de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling niet meer voldaan waren. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de ondertoezichtstelling werd beëindigd.