ECLI:NL:GHSHE:2018:1846

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
200.200.890_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de verschuldigdheid van collegegeld bij niet-tijdige opzegging van de leerovereenkomst en de rechtsgeldigheid van het annuleringsbeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting ITV Hogeschool voor Tolken & Vertalen (hierna: ITV) tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin de vorderingen van ITV tot betaling van collegegeld door de geïntimeerde zijn afgewezen. De geïntimeerde had zich ingeschreven voor de opleiding Vertaler Russisch voor Russischtaligen, maar heeft deze opleiding niet voortgezet en stelt dat zij tijdig en op de juiste wijze haar inschrijving heeft opgezegd. ITV vordert betaling van collegegeld voor het schooljaar 2014/2015, ondanks de opzegging door de geïntimeerde. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde niet op de juiste wijze heeft geannuleerd, omdat dit volgens de algemene voorwaarden van ITV diende te gebeuren per aangetekende brief. Het hof stelt vast dat de geïntimeerde de overeenkomst niet tijdig heeft opgezegd, maar dat het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is en daarom nietig. Het hof komt tot de conclusie dat de geïntimeerde slechts een deel van het collegegeld verschuldigd is, en stelt dit bedrag vast op € 540,-, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.200.890/01
arrest van 1 mei 2018
in de zaak van
Stichting ITV Hogeschool voor Tolken & Vertalen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
verder te noemen ITV,
advocaat: mr. A.J. van de Graaf te Heemstede,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
verder te noemen [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.H.M. de Jonge te Zoetermeer,
op het bij exploot van dagvaarding in hoger beroep (inclusief grieven) van 3 oktober 2016 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond gewezen vonnis van 6 juli 2016, gewezen tussen appellante -ITV- als eisende partij en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde partij.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • voornoemde dagvaarding, tevens bevattende de grieven met producties;
  • de conclusie van eis in hoger beroep;
  • de memorie van antwoord;
  • de zijdens ITV genomen akte;
  • de zijdens [geïntimeerde] genomen antwoordakte met een productie.
Nadat partijen hebben gefourneerd, is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 4670144 \ CV EXPL 15-13003)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 6 juli 2016.
3. De beoordeling
3.1.
In dit hoger beroep kan verder worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] heeft zich bij ITV als student ingeschreven voor de meerjarige HBO-opleiding tolken en vertalen Russisch. Zij heeft hiertoe een inschrijfformulier 2009-2010 ingevuld en op 30 juli 2009 ondertekend (productie 1 dagvaarding eerste aanleg).
De algemene voorwaarden van ITV (productie 7 dagvaarding eerste aanleg) bepalen:
“(…)
Artikel 4 – Overeenkomst
(…)
5. Wie zich inschrijft voor een meerjarige opleiding doet dat voor alle nog te volgen studiejaren, (…): de inschrijving wordt automatisch als Volledig student gecontinueerd (ongeacht het soort inschrijving van het voorafgaande jaar), tenzij de inschrijving uiterlijk op 31 augustus voorafgaand aan de geplande startdatum in het vervolgjaar per aangetekende brief wordt geannuleerd of per email uiterlijk op 31 augustus wordt aangegeven dat de student een afwijkende inschrijving wenst voor de duur van uitsluitend het dan volgende collegejaar. Deze afwijkende inschrijving is pas geldig nadat de administratie deze inschrijving per email bevestigd heeft. (…)
7. Voor mogelijkheden tot annulering: zie artikel 5.
(…)
Artikel 5 – Annulering
1. Indien er sprake is van een overeenkomst inzake onderwijs met een vastgelegde startdatum geldt, na afloop van de eventuele bedenktijd, de volgende annuleringsregeling:
a. annulering voordat het contactonderwijs is begonnen, geschiedt door middel van een aangetekend schrijven gericht aan de studentenadministratie van ITV (…). De datum van het poststempel van de aangetekende brief geldt als de aanzegdatum van de annulering;
(…)
c. bij annulering korter dan één maand voor aanvang van het contactonderwijs is de student 50% van de overeengekomen prijs verschuldigd (…)
d. bij annulering minder dan twee weken voor aanvang van het contactonderwijs is de student de volledige, overeengekomen prijs verschuldigd;
e. bij annulering na aanvang van het contactonderwijs is de student de volledige, overeengekomen prijs verschuldigd;
f. annulering van een verlengde inschrijving voor een collegejaar dat volgt op het lopende collegejaar geschiedt door middel van een aangetekend schrijven (zie lid a). Annulering is kosteloos wanneer dit voor 31 augustus van het nog lopende collegejaar plaatsvindt.”
Het als productie 1 bij conclusie van antwoord door [geïntimeerde] overgelegde e‑mailbericht houdt in:
“---Oorspronkelijk bericht---
From: [email-adres 1]
Sent: Sunday, March 23, 2014 1:34 PM
To: [email-adres 2]
Subject: Fw: copie mail ITV
---Oorspronkelijk bericht--- From: [email-adres 1]
Sent: Sunday, March 23, 2014 1:31 PM
To: [email-adres ITV]
Subject: studie ITV
Beste mensen,
Bij deze deel ik jullie mede te stoppen met mijn studie vanwege de hoge kosten, gebrek aan tijd i.v.m. mijn werk en de laatst behaalde resultaten.
met vr.groet,
[geïntimeerde]
ITV heeft [geïntimeerde] een factuur ad € 2.700,= gestuurd d.d. 18 september 2014 voor te betalen collegegeld voor het collegejaar 2014/2015 Russisch (productie 2a bij dagvaarding eerste aanleg). Deze factuur is onbetaald gebleven, evenals later gestuurde aanmaningen.
Het e-mailbericht van [geïntimeerde] aan de administratie van ITV van 2 oktober 2014 (productie 2 bij conclusie van antwoord) houdt in:

Onlangs ontving ik uw factuur twv 2700 euro voor het studiejaar 2014-2015, echter ik ben vorig studie jaar met de studie gestopt hetgeen u en aan het Hoofd Sectie Russisch, Mevr [hoofd sectie Russisch van ITV] , ook medegedeeld is. (…)”.
Het e-mailbericht van [medewerker financiële administratie van ITV] van de Financiële Administratie van ITV aan [geïntimeerde] van 6 oktober 2014 (productie 2 bij conclusie van antwoord) houdt in:

Weij hebben geen aangetekende annuleringsbrief van u ontvangen voor 31 augustus 2014. (…)
U bent voor collegejaar 2014/2015 het volledige collegegeld verschuldigd. (…)”.
Het e-mailbericht van [geïntimeerde] aan [hoofd sectie Russisch van ITV] van 7 oktober 2014 (productie 1 bij conclusie van dupliek) houdt in:

Beste [roepnaam hoofd sectie Russisch van ITV] ,
Ik heb je in maart van dit jaar een mail gestuurd om je mede te delen dat ik helaas niet met de studie verder kan gaan in verband met de hoge kosten en gebrek aan tijd. (…) Ik moet zeggen dat ik wel verbaasd ben nu ik een factuur krijg voor dit nieuwe studiejaar. Heb jij dit toen in maart niet doorgegeven?”.
In antwoord daarop mailt [hoofd sectie Russisch van ITV] (eveneens productie 1 conclusie van dupliek:

Beste [roepnaam van geintimeerde] ,
Dat is toch niet mijn verantwoordelijkheid?
Als je wilt opzeggen bij ITV, moet je dat per aangetekende brief doen via de administratie voor 31 augustus.
Dat staat zo in de algemene voorwaarden.
Ik beschouwde jouw mailtje puur als een mededeling aan mij persoonlijk. (…)
Ik vind het best vervelend voor je, maar dit ligt helaas helemaal buiten mijn competenties. (…)”.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert ITV - zakelijk weergegeven - de veroordeling van [geïntimeerde] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 3.245,55 wegens verschuldigd collegegeld, daarover vervallen rente en buitengerechtelijke incassokosten, één en ander als gespecificeerd in de dagvaarding en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
ITV legt daaraan ten grondslag dat [geïntimeerde] zich bij haar heeft ingeschreven voor de opleiding Vertaler Russisch voor Russischtaligen. Op de daartoe gesloten overeenkomst zijn de algemene voorwaarden (AV) van ITV van toepassing. Het collegeld voor het schooljaar 2014/2015 ad € 2.707,50 is ondanks aanmaning en sommatie niet voldaan. Vanaf 21 maart 2015 is [geïntimeerde] de wettelijke rente verschuldigd geworden, tot 14 oktober 2015 door ITV berekend op € 59,20. ITV heeft haar vordering ter incasso uit handen gegeven aan een incassogemachtigde, die gedaagde schriftelijk en telefonisch heeft benaderd. Voor de daarmee gemoeide kosten vordert ITV een vergoeding conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, door haar berekend op € 478,85.
3.2.2.
[geïntimeerde] heeft – zakelijk weergegeven – primair tot verweer gevoerd dat zij de overeenkomst met ITV tijdig en op de juiste wijze heeft opgezegd, zodat zij voor het schooljaar 2014/2015 geen collegegeld meer verschuldigd was. Subsidiair, zo begrijpt het hof, voert zij aan dat het annuleringsbeding onredelijk bezwarend is en op die grond nietig. Bij toepassing van de geldende regelgeving voor de overeenkomst van opdracht is zij niets aan ITV verschuldigd.
3.2.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 6 juli 2016 de vorderingen van ITV afgewezen en ITV veroordeeld in de kosten van het geding. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – overwogen dat [geïntimeerde] zich volgens het inschrijfformulier heeft ingeschreven voor een driejarige opleiding, beginnend in het schooljaar 2009/2010, dat ook bij een inschrijving voor de vierjarige opleiding de inschrijving al vóór het schooljaar 2014/2015 moet zijn geëindigd, dat niet is gesteld of gebleken dat de inschrijving is verlengd of een nieuwe overeenkomst is gesloten en dat de vordering daarom moet worden afgewezen. ITV is daarbij veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van [geïntimeerde] .
3.3.
ITV vordert in het hoger beroep en onder het voordragen van vier grieven dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het beroepen vonnis zal vernietigen en de vordering van ITV alsnog volledig zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] om aan ITV terug te betalen hetgeen ITV ter uitvoering van het vonnis aan haar mocht hebben betaald en met veroordeling van haar in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten en de wettelijke rente daarover. [geïntimeerde] voert verweer.
3.4.
ITV heeft in nr. 14 van haar dagvaarding in hoger beroep (inclusief grieven) vermeld dat zij als productie 2 bij de dagvaarding in eerste aanleg heeft overgelegd “
2014-2015 Volledig inschrijving (jaar 4)”. In eerste aanleg noch in dit hoger beroep heeft ITV een dergelijke productie overgelegd. De in eerste aanleg overgelegde producties 2A en 2B zijn twee door ITV aan [geïntimeerde] gestuurde facturen (zie ook nr. 5 dagvaarding eerste aanleg).
3.5.
ITV voert in de toelichting op haar eerste grief onder meer aan dat [geïntimeerde] niet het verweer heeft gevoerd dat de tussen partijen gesloten overeenkomst vóór het schooljaar 2014/2015 is geëindigd en niet verlengd.
Het hof overweegt dat grief 1 op dit punt slaagt. Tussen partijen was en is niet in geding dat [geïntimeerde] zich ook voor het schooljaar 2014/2015 had ingeschreven voor de cursus Vertaler Russisch voor Russischtaligen. [geïntimeerde] voert enkel tot verweer dat zij deze overeenkomst kon opzeggen en ook tijdig heeft opgezegd, dan wel het annuleringsbeding nietig is. Door de afwijzing van de vordering te gronden op het niet aangevoerde verweer dat tussen partijen geen overeenkomst meer bestond, is de kantonrechter buiten de grondslag van het verweer van [geïntimeerde] getreden. Daarmee is de zaak in eerste aanleg onderzocht en beslist op een in art. 24 Rv. verboden wijze. Ook in dit hoger beroep heeft [geïntimeerde] niet het verweer gevoerd dat de overeenkomst al vóór het schooljaar 2014/2015 door tijdverloop zou zijn geëindigd, omdat meer dan vier jaar zijn verstreken na het sluiten van de overeenkomst in 2009. Daarmee slaagt de grief en kan het vonnis van de kantonrechter in beginsel niet in stand blijven.
3.6.
Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep, dient het hof in dat geval de verweren van [geïntimeerde] te beoordelen die zij in eerste aanleg heeft gevoerd, maar waar niet op is beslist. In dit geval komt dat erop neer dat het geschil in zijn volle omvang opnieuw ter beoordeling aan het hof voorligt, want [geïntimeerde] betwist de verschuldigdheid van de hoofdsom, van de gevorderde incassokosten en concludeert tot afwijzing van alle vorderingen, dus ook de gevorderde wettelijke rente. Het hof zal de grieven II, III en IV en de daarop gegeven toelichting, voor zover relevant, bij de verdere beoordeling betrekken.
3.7.
Zoals hiervoor al is overwogen betwist [geïntimeerde] niet dat zij zich voor het schooljaar 2014/2015 heeft ingeschreven voor de cursus Vertaler Russisch voor Russischtaligen. Evenmin betwist [geïntimeerde] dat op de daardoor tot stand gekomen overeenkomst de AV van ITV van toepassing waren, waaronder de bepalingen die hiervoor in r.o. 3.1 onder b. zijn aangehaald. Op grond van de annuleringsregeling (artikel 5 AV) in deze voorwaarden dient de annulering per aangetekende brief plaats te vinden. Voor zover in artikel 4, lid 5 AV de mogelijkheid wordt geboden om per e-mail de inschrijving te wijzigen, betreft dat de mededeling dat een student voor de duur van uitsluitend het dan volgende collegejaar een inschrijving wenst die afwijkt van een eerdere inschrijving als “Volledig student”. Bij memorie van grieven heeft ITV dienaangaande nog gewezen op vier andere mogelijkheden van inschrijving (Deelinschrijving, Tentameninschrijving, Parkeerinschrijving en Exameninschrijving). De wijziging van het karakter van de inschrijving is iets anders dan een annulering van de hele overeenkomst. Ook in artikel 4, lid 5 AV staat vermeld dat een dergelijke annulering dient plaats te vinden door middel van een aangetekend schrijven.
3.8.
In de toelichting op grief II voert ITV aan dat [geïntimeerde] de overeenkomst voor het studiejaar 2014/2015 niet bij aangetekende brief heeft geannuleerd, zoals voorgeschreven in artikel 5 AV. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] ook niet heeft gesteld dat zij de overeenkomst bij aangetekend schrijven heeft geannuleerd. Zij verwijst voor haar annulering naar het e-mailbericht dat zij op 23 maart 2014 zou hebben verzonden aan het adres “ [email-adres ITV] ” (zie r.o. 3.1. onder c.).
Het hof merkt op dat een annulering van een overeenkomst in beginsel vormvrij is en dus ook langs andere weg dan bij aangetekende brief kan plaatsvinden. Het vereiste van een aangetekende brief dient met name om bewijskwesties ten aanzien van de vraag of (tijdig) is geannuleerd te voorkomen. Voor een beroep op annulering langs een andere weg zal dan echter moeten blijken dat [geïntimeerde] (tijdig) aan ITV heeft laten weten dat zij de overeenkomst wilde annuleren en dat ITV deze mededeling ook heeft ontvangen.
3.9.
Artikel 3:37 lid 3 BW houdt immers in dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als deze door hem is ontvangen. Indien de geadresseerde betwist de verklaring te hebben ontvangen, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten en omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring daar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin geldt in beginsel – behoudens andersluidend beding – de woonplaats van de geadresseerde in de zin van artikel 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijk adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van de verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, e-mailadres of een ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt (zie Hoge Raad 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104).
3.10.
Zowel in hoger beroep als in eerste aanleg heeft ITV betwist dat [geïntimeerde] de e-mail van 23 maart 2014 waar zij naar verwijst heeft verzonden. ITV heeft bij repliek aangevoerd dat zij eerder heeft meegemaakt dat studenten achteraf e-mailberichten opstelden die nooit verzonden zijn om aan de gevolgen van een ontijdige annulering te ontsnappen. Om die reden heeft zij juist bepaald dat annulering bij aangetekend schrijven dient te geschieden. Zij heeft voorts aangevoerd dat zij deze e-mail in elk geval nimmer heeft ontvangen.
Het hof merkt op dat enkel en alleen aan de tekst van productie 1 bij conclusie van antwoord niet kan worden ontleend dat het e-mailbericht is verzonden of ontvangen. Zoals de kantonrechter in eerste aanleg al opmerkte, heeft [geïntimeerde] geen bewijs bijgebracht van de verzending van deze e-mail. Een ontvangst- of leesbevestiging is niet overgelegd. Evenmin is een beeldschermafdruk overgelegd van de mailbox “Verzonden berichten”, waaruit kan worden afgeleid dat de bedoelde e-mail op 23 maart 2014 is verzonden.
3.11.
ITV heeft in dit verband bij conclusie van repliek nog aangevoerd dat zij de ontvangst van de e‑mail zou hebben bevestigd, al was het maar om aan te geven dat annulering per aangetekende brief diende te geschieden. [geïntimeerde] heeft echter niet gesteld dat een dergelijke reactie heeft plaatsgevonden. Een antwoord-mail of –brief van ITV met een bevestiging van de ontvangst van de annulering is evenmin in het geding gebracht. De e-mail van [hoofd sectie Russisch van ITV] (prod. 1 bij conclusie van dupliek) bewijst hoogstens dat [geïntimeerde] in maart 2014 aan haar heeft laten weten dat zij de opleiding wilde beëindigen. Daarmee is niet bewezen dat een dergelijke annulering ook is verzonden aan een adres waarvan de afzender op grond van de verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, in dit geval bijvoorbeeld het onderaan pagina 8 van de AV in een kader met bereikbaarheidsgegevens genoemde e-mailadres “ [email-adres ITV] ”.
3.12.
De omstandigheid dat [geïntimeerde] haar voornemen om met de studie te stoppen heeft meegedeeld aan het toenmalig sectiehoofd mevrouw [hoofd sectie Russisch van ITV] doet hier niet aan af, omdat een annulering diende plaats te vinden via een daartoe bestemd adres aan een daartoe bestemde geadresseerde. Uit de plaatsing in een kader onder aan de AV heeft ITV afdoende kenbaar gemaakt op welk (e-mail)adres zij voor administratieve zaken benaderd kan worden. Volgens artikel 5 AV moest dat bericht worden verstuurd aan de studentenadministratie. Het sectiehoofd mevrouw [hoofd sectie Russisch van ITV] is niet de in artikel 5 AV aangewezen persoon tot wie annuleringen gericht moesten worden. Dat [geïntimeerde] op grond van mededelingen zijdens ITV of mevrouw [hoofd sectie Russisch van ITV] erop mocht vertrouwen dat mevrouw [hoofd sectie Russisch van ITV] een annuleringsbericht zou doorsturen naar de studentenadministratie is het hof niet gebleken.
3.13.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] een algemeen bewijsaanbod gedaan. Bij daarop volgende akte heeft ITV nogmaals expliciet betwist dat [geïntimeerde] op 23 maart 2014 een annuleringsbericht aan haar heeft verzonden en dat zij op die datum een dergelijk bericht heeft ontvangen. Van deze feiten heeft [geïntimeerde] bij antwoordakte geen specifiek bewijs aangeboden. Het hof acht het algemeen bewijsaanbod bij memorie van antwoord te weinig specifiek, zowel ten aanzien van het aangeboden bewijs als ten aanzien van de wijze waarop [geïntimeerde] dit zou willen leveren, om haar op dit punt nog tot bewijs toe te laten. Dat geldt temeer, nu de kantonrechter in het bestreden vonnis al heeft overwogen dat [geïntimeerde] heeft nagelaten om aan te tonen dat een annuleringsbericht ITV heeft bereikt, zodat [geïntimeerde] kon weten dat bewijs op dit punt voor een toereikende onderbouwing van haar standpunt van belang is.
3.14.
Het voorgaande betekent dat in rechte niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] op de juiste wijze en tijdig, uiterlijk op 31 augustus 2014, haar inschrijving bij ITV voor het cursusjaar 2014/2015 heeft geannuleerd. Gegeven het feit dat niet is betwist dat zij zich wel voor dat cursusjaar had ingeschreven, is [geïntimeerde] in beginsel op grond van artikel 5, lid 1, aanhef en onder e AV het cursusgeld voor dat cursusjaar verschuldigd.
Het moet er verder in deze zaak voor worden gehouden dat [geïntimeerde] de overeenkomst heeft opgezegd begin oktober 2014. Die betreffende opzegging is weliswaar niet gedaan bij aangetekend schrijven, maar uit de hiervoor in r.o. 3.1 sub e en f vermelde e-mailwisseling blijkt dat de administratie van ITV uiterlijk 7 oktober 2014 wist van de opzegging van [geïntimeerde] en [geïntimeerde] daarvan ook in kennis stelde. Uit de reactie van ITV blijkt duidelijk dat zij de opzegging van [geïntimeerde] heeft ontvangen en begrepen. Daarmee is het doel vervuld dat wordt nagestreefd met het vereiste van een aangetekende brief.
3.15.
[geïntimeerde] heeft subsidiair bepleit dat de annuleringsbepaling in de AV onredelijk bezwarend is en om die reden nietig.
Het hof benoemt de onderhavige overeenkomst met inachtneming van HR 27 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2775 als een overeenkomst van opdracht. In genoemd arrest overweegt de Hoge Raad in rov. 3.3.3 dat “(…)
in cassatie terecht niet wordt bestreden (…)dat het hof in het in cassatie bestreden arrest een overeenkomst die gelijk is aan de onderhavige, heeft aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 lid 1 BW.”
3.16
De tussen partijen gesloten overeenkomst is een consumentenovereenkomst in de zin van de Richtlijn 93/13 EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn). Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie EU is de rechter ambtshalve gehouden na te gaan of een contractueel beding valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn en zo ja, te onderzoeken of dit beding in de door de Richtlijn bedoelde zin oneerlijk is. De Richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde, maar een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt mee dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek – zo nodig ambtshalve – te verrichten indien de Richtlijn die verplichting meebrengt.
3.17
Het hof stelt vast dat het annuleringsbeding valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn. Het gaat hier immers om een overeenkomst tussen een professional (een verkoper als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder c, van de Richtlijn) en een consument (als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Richtlijn) en een beding als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn waarover - nu niet anders is gesteld of gebleken - niet afzonderlijk is onderhandeld. Het annuleringsbeding bevat een regeling met betrekking tot de verschuldigdheid van het collegegeld in situaties waarin de cursist de opleiding na een bepaalde datum annuleert. Daarmee bepaalt het annuleringsbeding niet het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en valt het dus niet onder de reikwijdte van art. 4 lid 2 van de Richtlijn.
3.18.
[geïntimeerde] heeft uitdrukkelijk aangevoerd dat het annuleringsbeding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 BW. Om te bepalen of een beding ten nadele van een consument een "aanzienlijke verstoring van het evenwicht" tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt, moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of er eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of de dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
3.19.
Wat betreft de toepasselijke regels van het nationale recht wijst het hof erop dat [geïntimeerde] als consument-opdrachtgeefster te allen tijde de overeenkomst mag opzeggen zonder dat zij dientengevolge een schadevergoeding verschuldigd is aan ITV (art. 7:413 lid 2 jo. 408 lid 1 en lid 3 BW). Het annuleringsbeding sluit de bevoegdheid van [geïntimeerde] om de overeenkomst op te zeggen strikt genomen niet uit. Maar feitelijk gezien brengt de toepassing van het annuleringsbeding met zich dat een opzegging door [geïntimeerde] vanaf 14 dagen voor de aanvang van het contactonderwijs geen enkel gevolg heeft voor de betalingsverplichting van [geïntimeerde] . Aldus is geen sprake van een reële mogelijkheid tot opzegging en is het annuleringsbeding strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 jo lid 3 BW en 7:411 BW. Dat klemt temeer omdat ITV het collegegeld over het hele cursusjaar vordert. Daarmee is het annuleringsbeding in de verhouding tussen [geïntimeerde] en ITV onredelijk bezwarend als bedoeld in art. 6:233 aanhef en onder a BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn. Het beroep op vernietiging van het annuleringsbeding door [geïntimeerde] slaagt dan ook, zodat ITV daarop in dit geding geen beroep kan doen.
3.20.
Nu [geïntimeerde] de overeenkomst mag opzeggen, maar de gevolgen daarvan wegens het door het hof gehonoreerde beroep van [geïntimeerde] op vernietiging van het annuleringsbeding niet (meer) door partijen is geregeld, moet het hof de gevolgen van de opzegging regelen. In concreto betreft dit de verschuldigdheid van loon aan ITV. Het hof zal daartoe aansluiting zoeken bij het bepaalde in art. 7:411 BW. Het te betalen cursusgeld betreft een bij vooruitbetaling verschuldigde vergoeding voor de onderwijsprestatie die ITV in het desbetreffende schooljaar dient te verrichten. Ingevolge art. 7:411 lid 1 BW heeft ITV recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon en dient bij de bepaling daarvan onder meer rekening te worden gehouden met de reeds door ITV verrichte werkzaamheden, het voordeel dat [geïntimeerde] daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd.
3.21.
ITV heeft in dit verband bij repliek – door [geïntimeerde] verder niet weersproken - aangevoerd dat zij een onbekostigde hogeschool is die is ondergebracht in een stichting zonder winstoogmerk. De hoogte van de cursusgelden hangt nauw samen met de werkelijke kosten van het onderwijs. ITV merkt op dat zij haar begroting opmaakt tussen 1 september en de aanvang van het schooljaar, één en ander op basis van het aantal van de op 1 september ingeschreven studenten. Vandaar dat zij bij annulering na 1 september maar binnen twee weken voor aanvang van een schooljaar het volledige cursusgeld in rekening brengt, aldus ITV. Dit betekent dat ITV mede op basis van de inschrijving van [geïntimeerde] verplichtingen aangaat voor de duur van één jaar, waarbij de hoogte van het door cursisten te betalen cursusgeld mede wordt bepaald door de omvang van die verplichtingen.
3.22.
Het hof stelt vast dat de grond voor het beëindigen van de overeenkomst volledig in de risicosfeer is gelegen van [geïntimeerde] . Anders dan in het geval van een plotseling opkomende oorzaak als ziekte, heeft [geïntimeerde] ruimschoots vóór aanvang van het cursusjaar zien aankomen dat zij de opleiding niet wilde voortzetten. Voorts stelt het hof vast dat ITV ten tijde van de ontvangst van de opzegging voor het gehele schooljaar 2014/2015 al verplichtingen was aangegaan (met de daaruit voortvloeiende kosten) waarvoor dekking gevonden moest worden in de cursusgelden van de ingeschreven studenten. Op grond van de laatste volzin van artikel 7:408, lid 3 BW is [geïntimeerde] echter bij opzegging van de overeenkomst geen schadevergoeding verschuldigd, zodat geen grond bestaat om deze kosten bij [geïntimeerde] in rekening te brengen. Rest nog slechts dat [geïntimeerde] tussen het moment waarop de cursus aanving, te weten 1 september 2014, en het moment waarop [geïntimeerde] heeft opgezegd, te weten omstreeks 7 oktober 2014, onderwijs heeft kunnen genieten. Het betreft dus een periode van ruim vijf weken. Daarna moest ook voor ITV duidelijk zijn dat [geïntimeerde] de opleiding niet zou vervolgen. Het hof gaat er voorts bij zijn berekening van de redelijke vergoeding vanuit dat ITV administratieve kosten heeft gehad voor aanvang van het cursusjaar. Uitgaande van het niet in geschil zijnde bedrag aan cursusgeld van € 2.700,= per jaar en een cursusjaar van 10 maanden, zal het hof de door [geïntimeerde] te betalen vergoeding naar billijkheid vaststellen op 20% van het volledige collegegeld. Het hof weegt hierbij mee dat geen afbreuk moet worden afgedaan aan de afschrikwekkende werking van een vernietiging van algemene voorwaarden, met welke vernietiging aan consumenten een effectieve bescherming tegen oneerlijke bedingen kan worden gegeven. Het voorgaande brengt mee dat het hof het redelijk loon zal vaststellen op € 540,=. De wettelijke rente over dit bedrag is verschuldigd vanaf de niet afzonderlijk bestreden ingangsdatum van 21 maart 2015.
4.14
Resteren de door ITV gevorderde buitengerechtelijke (incassokosten). Voordat deze zijn verschuldigd, moet [geïntimeerde] op grond van art. 6:96 lid 6 BW na het intreden van het verzuim zijn aangemaand om binnen 14 dagen aanvangende op de dag na aanmaning het verschuldigde bedrag te voldoen. Ter onderbouwing van haar vordering heeft ITV als productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg een brief van haar incassogemachtigde in het geding gebracht van 22 september 2015. In deze brief wordt [geïntimeerde] gemaand om “binnen 18 dagen na dagtekening van deze brief” tot betaling over te gaan. Met het stellen van deze termijn voldoet de brief niet aan de eisen die de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) aan de zogenaamde “14-dagen brief” heeft gesteld. De brief vermeldt immers niet, althans niet helder genoeg, dat de termijn aanvangt bij ontvangst van de brief. Uit genoemde jurisprudentie volgt dat dit tot gevolg heeft dat met een dergelijke incassobrief niet is voldaan aan het vereiste van artikel 6:96, lid 6 BW en dat in dat geval geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd kan zijn geworden.
4.15
De conclusie van dit alles is dat het vonnis van de kantonrechter moet worden vernietigd. Nu partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van de eerste instantie en van dit hoger beroep worden gecompenseerd. Dit betekent dat de vierde en laatste grief van ITV slaagt voor zover zij daarin heeft aangevoerd dat zij ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. Deze grief faalt voor zover daarin is aangevoerd dat [geïntimeerde] volledig in de proceskosten moet worden veroordeeld.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van 6 juli 2016 en doet opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan ITV te betalen € 540,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en van dit hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] om al hetgeen ITV ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar, [geïntimeerde] , heeft voldaan aan ITV terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
verklaart de hiervoor gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en R.M.J. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 mei 2018.
griffier rolraadsheer