Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een aanslag leges die aan de heer [belanghebbende] was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Loon op Zand. De aanslag was gerelateerd aan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de herbouw van zijn woning. De heer [belanghebbende] stelde dat de legessanctie van artikel 3.1, lid 4, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing was, omdat de gemeenteraad niet tijdig een nieuw bestemmingsplan had vastgesteld. De Heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat de gemeenteraad op 15 december 2011 een bestemmingsplan had vastgesteld, waardoor de legessanctie niet van toepassing was.
Het Hof oordeelde dat de gemeenteraad inderdaad tijdig een bestemmingsplan had vastgesteld, en dat de legessanctie van artikel 3.1, lid 4, van de Wro niet van toepassing was. Het Hof volgde de overwegingen van de Rechtbank en concludeerde dat de aanslag leges terecht was opgelegd. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de heer [belanghebbende] werd ongegrond verklaard. Het Hof oordeelde verder dat er geen redenen waren om de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gemeentelijke wetgevers om aan hun actualiseringsverplichtingen te voldoen en bevestigt dat de legessanctie niet intreedt zolang er een geldig bestemmingsplan is vastgesteld. Dit biedt duidelijkheid voor zowel de gemeente als de belanghebbenden over de geldigheid van leges bij aanvragen voor omgevingsvergunningen.