In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van ouders over hun drie minderjarige kinderen. De ouders, die verstandelijk beperkt zijn, hebben herhaaldelijk geprobeerd om hun kinderen terug naar huis te halen, maar deze pogingen zijn twee keer mislukt. De kinderen zijn sinds 24 april 2015 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) en zijn geplaatst in pleeggezinnen. De rechtbank had eerder het gezag van de ouders beëindigd, wat de ouders niet konden accepteren, en zij gingen in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2018 werd duidelijk dat de ouders, ondanks hun inspanningen en verbeteringen in hun situatie, niet in staat zijn om de zorg voor hun kinderen op zich te nemen. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn voor de kinderen te zorgen, mede door hun complexe persoonlijke problematiek en eerdere mislukte terug-naar-huis-trajecten. De kinderen hebben behoefte aan stabiliteit en een veilig opvoedingsklimaat, wat momenteel wordt geboden door de pleeggezinnen.
Het hof heeft de belangen van de kinderen zwaar laten wegen en geconcludeerd dat de gezag beëindigende maatregel noodzakelijk is voor hun ontwikkeling en welzijn. De ouders blijven echter de ouders van de kinderen en de maatregel heeft geen invloed op de band tussen hen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en de GI is benoemd tot voogd over de kinderen.