In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 september 2016, waarin de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind, [minderjarige 1], werd vastgesteld op € 377,- per maand. De man verzoekt in hoger beroep om de kinderalimentatie te verlagen naar € 50,- per maand en om een omgangsregeling en gezamenlijk gezag over [minderjarige 1]. De bewindvoerder, die optreedt namens de vrouw, verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om de grieven van de man te verwerpen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. De man heeft op 7 december 2016 hoger beroep ingesteld, en de bewindvoerder heeft op 13 december 2016 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2017 zijn beide partijen gehoord, maar de bewindvoerder is niet verschenen. Het hof heeft de verzoeken van de man omtrent de omgangsregeling en gezamenlijk gezag niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze verzoeken niet in hoger beroep zijn toegestaan volgens artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de behoefte van [minderjarige 1] vastgesteld op € 215,- per maand, rekening houdend met de inkomens van beide ouders. De man heeft een draagkracht van € 429,03 per maand, terwijl de vrouw een draagkracht van € 47,50 per maand heeft. Het hof heeft besloten dat de man met ingang van 21 april 2016 een bedrag van € 193,57 per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. Tevens is bepaald dat de vrouw teveel ontvangen kinderalimentatie aan de man moet terugbetalen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.