In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een energieleverancier tegen twee vonnissen van de rechtbank Limburg. De energieleverancier, aangeduid als [appellante], had een overeenkomst met [geïntimeerde] voor de levering van gas en elektriciteit, waarbij de betaling aanvankelijk plaatsvond via automatische incasso. Door nieuwe Europese regelgeving omtrent het eurobetalingsverkeer, die in 2014 van kracht werd, heeft [appellante] de betalingswijze eenzijdig gewijzigd naar een model zonder storneringsmogelijkheid. [geïntimeerde] weigerde deze wijziging te accepteren en stelde dat de oorspronkelijke betalingsafspraken moesten worden nageleefd.
De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [appellante] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, terwijl de rechtbank in reconventie [appellante] had veroordeeld tot nakoming van de oorspronkelijke betalingsafspraken. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de wijziging van de betalingsvoorwaarden door [appellante] gerechtvaardigd was op basis van onvoorziene omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 6:258 BW. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet kon verwachten dat de oorspronkelijke betalingswijze ongewijzigd zou blijven, gezien de nieuwe Europese regelgeving.
Het hof heeft beide vonnissen vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, alsook in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak benadrukt de invloed van Europese regelgeving op contractuele afspraken en de mogelijkheden voor eenzijdige wijziging van betalingsvoorwaarden in het geval van onvoorziene omstandigheden.