In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 januari 2018, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de vraag of de oude werkgever aansprakelijk is voor het betalen van salaris na de overname van een onderneming. De zaak is gestart door [geïntimeerde] tegen [appellante] en [de vennootschap 2]. De rechtbank Limburg had eerder op 19 juli 2017 een vonnis gewezen waarin [appellante] en [de vennootschap 2] hoofdelijk zijn veroordeeld om het loon van [geïntimeerde] door te betalen. In het hoger beroep heeft [geïntimeerde] een incidentele vordering tot voeging ingediend, omdat er sprake zou zijn van verknochte zaken die voor dezelfde rechter aanhangig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de zaken inderdaad verknocht zijn en heeft de vordering tot voeging toegewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 13 februari 2018 voor het nemen van de memorie van grieven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op de genoemde datum.