ECLI:NL:GHSHE:2018:12

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
200.225.658_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van procedures in hoger beroep met betrekking tot loonbetaling na overname onderneming

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 januari 2018, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de vraag of de oude werkgever aansprakelijk is voor het betalen van salaris na de overname van een onderneming. De zaak is gestart door [geïntimeerde] tegen [appellante] en [de vennootschap 2]. De rechtbank Limburg had eerder op 19 juli 2017 een vonnis gewezen waarin [appellante] en [de vennootschap 2] hoofdelijk zijn veroordeeld om het loon van [geïntimeerde] door te betalen. In het hoger beroep heeft [geïntimeerde] een incidentele vordering tot voeging ingediend, omdat er sprake zou zijn van verknochte zaken die voor dezelfde rechter aanhangig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de zaken inderdaad verknocht zijn en heeft de vordering tot voeging toegewezen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 13 februari 2018 voor het nemen van de memorie van grieven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op de genoemde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.225.658/01
arrest van 2 januari 2018
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv
in de zaak van
[de vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellante] ,
advocaat: mr. J.H. Even te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg LB,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 oktober 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 19 juli 2017, gewezen tussen [appellante] en [de vennootschap 2] (hierna: [de vennootschap 2] ) als gedaagden en [geïntimeerde] als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5739404 \ CV EXPL 17-1858)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de incidentele memorie tot voeging van zaken met producties van [geïntimeerde] ;
  • de antwoordconclusie in het incident van [appellante] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De vordering van [geïntimeerde] strekt tot voeging van de onderhavige procedure met de bij dit hof aanhangige procedure tussen [de vennootschap 2] als appellante en [geïntimeerde] als geïntimeerde. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [geïntimeerde] kort gezegd dat sprake is van de in de wet bedoelde situatie dat voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn.
3.2.
[appellante] meent kort gezegd dat de vordering van [geïntimeerde] zou moeten worden toegewezen.
3.3.
Het hof stelt vast dat de onderhavige zaak en de zaak waarmee voeging wordt gevorderd beide betrekking hebben op het vonnis van 19 juli 2017 waarbij [appellante] en [de vennootschap 2] op vordering van [geïntimeerde] hoofdelijk zijn veroordeeld haar loon door te betalen. Dat betekent dat de door [appellante] en [de vennootschap 2] los van elkaar aanhangig gemaakte zaken met elkaar verknocht zijn. Nu [appellante] verder instemt met de gevorderde voeging, zal de incidentele vordering worden toegewezen.
3.4.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.5.
De zaak wordt verwezen naar de rol van 13 februari 2018 voor memorie van grieven. In de zaak tussen [de vennootschap 2] en [geïntimeerde] met zaaknummer 200.225.401/01 wordt vandaag eveneens arrest gewezen in het voegingsincident met een verwijzing naar de rol van 13 februari 2018 voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de onderhavige zaak met zaaknummer 200.225.658/01 met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.225.401/01 tussen [de vennootschap 2] als appellante en [geïntimeerde] als geïntimeerde;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 13 februari 2018 voor het nemen van de memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 januari 2018.
griffier rolraadsheer