In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep dat is ingeleid door de curator van een failliete vennootschap, die optreedt namens de vennootschap in kwestie. De curator, vertegenwoordigd door mr. G.J.J.A. van Zeijl, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, dat op 16 november 2016 is gewezen. De zaak draait om de aanneming van werk en de bewijsopdracht met betrekking tot meerwerk. De geïntimeerden, bestaande uit een vennootschap onder firma en haar vennoten, zijn in hoger beroep niet verschenen.
Het hof heeft vastgesteld dat voor de beoordeling van de zaak aanvullende processtukken nodig zijn, waaronder de conclusie van repliek en dupliek, alsook het proces-verbaal van de comparitie van partijen in eerste aanleg. Deze stukken ontbreken in het procesdossier van de geïntimeerden. Het hof heeft daarom besloten om de zaak naar de rol te verwijzen, zodat de geïntimeerden de gelegenheid krijgen om het procesdossier te completeren met de ontbrekende stukken. De rolzitting is vastgesteld op 30 januari 2018, waarbij het hof heeft aangegeven dat er geen uitstel mogelijk is voor de in het dictum genoemde termijn.
De uitspraak van het hof houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat de benodigde stukken zijn ingediend. Het arrest is openbaar uitgesproken op 16 januari 2018 door de rolraadsheer, en de betrokken rechters hebben de zaak beoordeeld.