3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.Uit het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de activiteiten van [de vennootschap] onder andere vallen onder de noemer Markt- en Onderzoeksbureaus en Reclamebureaus. Volgens haar website blinkt zij uit in de vakgebieden: merkactivatie, events en modellen en hospitality.
3.1.2.[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1971, is op 1 november 2012 bij [de vennootschap] in dienst getreden, met ingang van 31 oktober 2013 voor onbepaalde tijd. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van financieel directeur tegen een salaris van € 5.000,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
3.1.3.In artikel 17 van de arbeidsovereenkomst is een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen en in artikel 19 een non-concurrentiebeding.
3.1.4.[appellant] vormde samen met [commercieel directeur] , commercieel directeur, en [algemeen directeur] , algemeen directeur, de directie van [de vennootschap] . [algemeen directeur] was de leidinggevende van [appellant] .
3.1.5.Op 31 maart 2017 heeft [appellant] aan [algemeen directeur] verteld dat hij bezig was met de ontwikkeling van een applicatie voor een mobiele telefoon (hierna: de app). Op 10 april 2017 heeft [algemeen directeur] een e-mail gestuurd aan [appellant] waarin [algemeen directeur] heeft geschreven dat hij dat even moest laten bezinken en waarin hij allerlei vragen heeft gesteld met het verzoek die te beantwoorden. Op 14 april 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden en heeft [appellant] de vragen beantwoord. Op 17 mei 2017 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden en is [appellant] op non actief gesteld. De inhoud van dat gesprek is op die dag met een e-mail van [algemeen directeur] aan [appellant] bevestigd. In die e-mail is vermeld dat [appellant] voor de keuze is gesteld om ofwel vol te gaan voor [de vennootschap] en dus alle activiteiten met betrekking tot de app te staken, ofwel te kiezen voor het ondernemerschap en dus de samenwerking met [de vennootschap] te beëindigen, en dat [appellant] heeft aangegeven niet met de app te stoppen. In die e-mail heeft [algemeen directeur] verder uiteengezet waarom hij dat onacceptabel vindt en heeft hij [appellant] (nogmaals) gevraagd te kiezen. [appellant] heeft op 19 mei 2017 per e-mail uitvoerig gereageerd. [appellant] heeft onder meer geschreven dat hij de opties onredelijk vindt en gebaseerd op onjuistheden zodat hij geen keuze kan maken. Op die dag begon de vakantie van [appellant] . Op de e-mail van 19 mei 2017 heeft [algemeen directeur] gereageerd met een e-mail van 23 mei 2017. Daarbij is een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een verzoek tot ontbinding aangekondigd, waarbij tot 29 mei 2017 de gelegenheid is gegeven om er samen uit te komen. Op 28 mei 2017 heeft [appellant] met een e-mail gereageerd dat hij voor 3 juni 2017 een reactie kan verwachten maar dat 29 mei, gelet op de vakantie, te kort dag is. De vakantie van [appellant] duurde tot en met 28 mei 2017. Vervolgens heeft [algemeen directeur] met een mail van 29 mei 2017 de termijn verlengd tot 31 mei 15.00 uur. Op 31 mei 2017 heeft [appellant] gemaild dat hij op 2 juni 2017 een afspraak heeft met een advocaat, zodat de termijn niet redelijk is. Vervolgens heeft [de vennootschap] op 31 mei 2017 een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
3.1.6.De app, genaamd [app] , is met ingang van 1 september 2017 verkrijgbaar in de app-store.
3.2.1.[de vennootschap] heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht:
- de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de kortst mogelijke termijn;
- voor recht te verklaren dat [appellant] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld;
- voor recht te verklaren dat [appellant] het verbod van nevenwerkzaamheden heeft overtreden;
- [appellant] te veroordelen tot betaling van de contractuele boete ad € 39.400 + p.m. , vermeerderd met de wettelijke rente;
- voor recht te verklaren dat [appellant] met zijn betrokkenheid bij de app na het einde van de arbeidsovereenkomst in strijd zal handelen met het non-concurrentiebeding;
- [appellant] te gebieden zijn betrokkenheid bij de app te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom, zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als daarna;
- [appellant] te veroordelen in de proceskosten.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst was gegrond op (ernstig) verwijtbaar handelen (de ‘e-grond’) en op een verstoorde arbeidsverhouding (de ‘g-grond’).
3.2.2.[appellant] heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht:
- [de vennootschap] te veroordelen tot betaling van € 10.388,88 ter zake een transitievergoeding;
- [de vennootschap] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding;
- het non-concurrentiebeding te vernietigen, althans te matigen en voor recht te verklaren dat de app niet onder het bereik valt van dat beding;
- [de vennootschap] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.3.De kantonrechter heeft (samengevat)
- de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2017;
- [de vennootschap] veroordeeld tot betaling van € 9.462,- bruto ter zake een transitievergoeding;
- voor recht verklaard dat [appellant] het op hem rustende verbod van nevenwerkzaamheden heeft overtreden en [appellant] om die reden veroordeeld tot betaling van € 3.000,- aan contractuele boete, te vermeerderen met wettelijke rente;
- voor recht verklaard dat [appellant] in strijd zal handelen met het non-concurrentiebeding indien hij na het einde van de arbeidsovereenkomst betrokken is bij de app;
- [appellant] geboden zijn betrokkenheid bij de app te staken op straffe van een dwangsom, zowel tijdens als na de arbeidsovereenkomst;
- [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
3.3.1.[appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft geconcludeerd dat het hof, voor zover nodig onder vernietiging van de bestreden beschikking, (samengevat):
1. voor recht zal verklaren dat [appellant] het nevenwerkzaamheden beding niet heeft overtreden en voor recht zal verklaren dat het boetebeding niet ziet op dat beding, zodat bij overtreding geen boete verschuldigd is;
2. [de vennootschap] zal veroordelen tot (terug)betaling van hetgeen [appellant] ter uitvoering van de bestreden beschikking heeft voldaan;
3. voor recht zal verklaren dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [de vennootschap] en dat [de vennootschap] als gevolg daarvan geen rechten kan ontlenen aan het non-concurrentiebeding;
4. [de vennootschap] zal veroordelen tot betaling van € 75.000,- ter zake een billijke vergoeding, althans een door het hof te bepalen billijke vergoeding;
5. voor recht zal verklaren dat de app niet valt binnen de werkingssfeer van het non-concurrentiebeding;
6. het non-concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen;
7. [de vennootschap] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.2.[de vennootschap] is in incidenteel hoger beroep gekomen. Zij heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en (samengevat):
1. voor recht zal verklaren dat [appellant] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld met bepaling dat hij gehouden is tot terugbetaling van al hetgeen [de vennootschap] ter uitvoering van de bestreden beschikking heeft voldaan;
2. [appellant] zal veroordelen tot betaling van de boete van € 52.200,- + p.m.;
3. voor recht zal verklaren dat [de vennootschap] niet verwijtbaar ten opzichte van [appellant] heeft gehandeld;
4. [appellant] zal veroordelen in de proceskosten.
[de vennootschap] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verzoek nummer 3 ingetrokken.
3.3.3.De grieven in principaal en incidenteel hoger beroep hebben betrekking op de volgende vragen:
- valt de app onder het nevenwerkzaamhedenbeding;
- is sprake van een geldig boetebeding;
- heeft [appellant] het nevenwerkzaamhedenbeding overtreden en is hij daarom een boete verschuldigd aan [de vennootschap] ;
- moet de boete worden gematigd;
- heeft [appellant] ernstig verwijtbaar gehandeld;
- heeft [de vennootschap] ernstig verwijtbaar gehandeld;
- valt de app onder het non-concurrentiebeding;
- moet het non-concurrentiebeding worden vernietigd;
- is [appellant] in eerste aanleg terecht veroordeeld in de proceskosten.
Het hof zal deze onderwerpen achtereenvolgens beoordelen.