Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/165708/HAZA 11-768)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens inhoudende wijziging van eis c.q. aanvulling grondslag vordering met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep en eiswijziging met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep en reactie op de eiswijziging met producties.
3.De beoordeling
- € 14.900,60 voor de door de vrouw verrichte aflossing op de gezamenlijke hypothecaire schuld, te vermeerderen met de wettelijke rente (art. 6:119 BW) vanaf 25 september 2008 tot de dag van voldoening;
- € 500,-- ter verrekening van het vermogen bestaande uit de waarde van de Renault, te vermeerderen met de wettelijke rente (art. 6:119 BW) vanaf 11 januari 2012 tot de dag van voldoening;
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en opnieuw rechtdoende, samengevat:
primair: de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 57.101,39 dan wel een door het hof te bepalen bedrag, voor door de vrouw aan derden betaalde bedragen voor gewoon onderhoud en/of behoud van de woning en voor handelingen die geen uitstel kunnen lijden alsmede een bedrag van € 17.045,-- dan wel een door het hof te bepalen bedrag voor de uren die de broer van de vrouw aan die werkzaamheden heeft besteed en de door hem betaalde kosten, beide bedragen (€ 74.146,39) te vermeerderen met de wettelijke rente (art. 6:119 BW) vanaf 11 januari 2012;
- de woning (grieven I, II, VI, VII, VIII en de wijzing van eis c.q. aanvulling grondslag van de vordering in het principaal appel en wijziging eis in het incidenteel appel);
- de auto (grieven III en IV in het principaal appel);
- de advocaatkosten (grief V in het principaal appel, grief 1 in het incidenteel appel);
- de Klimrenterekening (grief 2 in het incidenteel appel);
vrouwbetoogt met haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte aansluiting heeft gezocht bij de eigendomsverhouding van partijen. Zij voert hiertoe het volgende aan.
manheeft de grief weersproken. Hij stelt dat de hypothecaire geldlening niet los kan worden gezien van de eigendomsakte. De hypotheekakte regelt slechts de rechtsverhouding tussen de bank en partijen en niet (ook) de rechtsverhouding van partijen.
hofoverweegt als volgt.
NJ2007, 395. Zou de vrouw slechts de helft van de hypotheekschuld behoeven te voldoen, dan zou zij met een geringere investering een hoger rendement behalen en in die zin zou dan sprake zijn van een wanverhouding. De vrouw heeft derhalve een vordering van (1/3e x € 44.701,80) € 14.900,60 op de man. De eerste grief faalt mitsdien.
rechtbankoverwoog in het vonnis van 5 juni 2013:
vrouwhet volgende aangevoerd.
- het slechte onderhoud van de woning (brief advocaat vrouw aan deskundige d.d. 3 september 2015 over de gebreken aan de woning en lijst verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten door derden productie 25 en door de broer van de vrouw productie 26);
- het noodzakelijk aanbrengen van nieuwe daken (€ 30.047,--);
- de douche op de bovenverdieping was onbruikbaar vanwege een lekkage van de douche en de ingebouwde waterleiding. Sprake was een gevaarlijke situatie en de woning was onbewoonbaar verklaard;
- zonder ingrijpen en het daadwerkelijk op orde brengen van de woning was deze feitelijk onbewoonbaar.
manheeft de grief weersproken. Hij voert hiertoe het volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft in rov. 2.2.6. van het vonnis van 27 januari 2016 overwogen dat de vrouw niet is geslaagd te bewijzen dat de woning voor méér dan fl. 100.000,-- is gefinancierd met gelden verkregen van haar ouders. Tegen dat oordeel richt zich de zesde grief van de
vrouw. De grief heeft betrekking op de bewijswaardering door de rechtbank en het door de rechtbank buiten beschouwing laten van de schriftelijke verklaring van de broer van de vrouw, die is overgelegd bij de conclusie na getuigenverhoor. Volgens de vrouw is die verklaring van doorslaggevend belang. In haar memorie van grieven biedt zij uitdrukkelijk aan “het onder ede horen van de broer van [appellante] als getuige die kan verklaren omtrent de exacte gang van zaken destijds betreffende de verschaffing van de gelden en de financiering van de aangekochte woning door [appellante] en [geïntimeerde] ”.
manheeft de grief weersproken. Hij stelt dat het voor rekening en risico van de vrouw komt dat zij in eerste aanleg haar broer niet als getuige heeft doen horen. In de periode van 1987 tot en met 1991 heeft de man veel geld kunnen sparen (productie 1 bij memorie van antwoord in principaal appel). Hij heeft al zijn spaargeld besteed aan de woning.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft over de marktwaarde van de woning in rov. 2.3. van het vonnis van 27 januari 2016 als volgt geoordeeld:
vrouwricht zich tegen dit oordeel omdat volgens haar de getaxeerde waarde van de woning te hoog is. Zij voert daartoe het volgende aan.
manstelt ter bestrijding van deze grief dat de deskundige zijn werk goed heeft uitgevoerd en de rechter vrij is in de waardering van “het oordeel van een door hem benoemde deskundige”. De rechtbank heeft bovendien de bezwaren van de vrouw gemotiveerd weerlegd. In hoger beroep heeft de vrouw geen ander standpunt ingenomen dan zij in eerste aanleg heeft gedaan.
hofoverweegt als volgt.
vrouwvordert, indien niet komt vast te staan dat de uitgaven waarvoor zij een bijdrage vordert, dat de meerwaarde van de woning vanwege de door haar gedane uitgaven/investeringen “op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid in relatie tot ongerechtvaardigde verrijking van [geïntimeerde] ten goede van” de vrouw moeten komen. Zij stelt recht te hebben op de waardevermeerdering voor zover ontstaan door haar investering met privévermogen. Zij raakt hierdoor anders verarmd terwijl de man hierdoor is verrijkt.
manbetwist dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Op het moment dat hij de woning verliet, verkeerde deze in prima staat.
hofis van oordeel dat vordering (het subsidiair onder 4 door de vrouw gevorderde) niet kan worden toegewezen, reeds omdat deze vordering, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk is. Onduidelijk is immers wat de waardevermeerdering is en op welke investeringen de vrouw doelt. De vrouw heeft daarmee niet aan de op haar rustende stel- en substantiëringsplicht voldaan. Dat klemt temeer nu de man – met diverse foto’s (productie 5 bij memorie van antwoord in principaal appel) onderbouwd – heeft gesteld dat de woning op het moment dat hij deze verliet in een prima staat verkeerde. De eiswijziging treft daarom geen doel.
vrouwbetoogt met haar derde grief dat de rechtbank (rov. 4.16. vonnis 5 juni 2013) ten onrechte heeft overwogen dat zij haar aanvankelijk ingenomen standpunt dat de aan de man geleverde Renault is gekocht met haar privévermogen, heeft laten varen.
manheeft de grieven weersproken. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
hofoverweegt als volgt.
hofoverweegt als volgt.
vrouwdat de rechtbank in rov. 4.22. van het vonnis van 5 juni 2013 heeft vastgesteld dat de man van een tot het te verrekenen vermogen behorende saldo op een bankrekening de kosten van zijn voormalige advocaat (€ 2.325,15), een privéschuld, heeft betaald. De man heeft geen grief gericht tegen dit oordeel. De vrouw heeft aanspraak gemaakt op vergoeding door de man van de helft van die onttrekking (€ 1.162,58). De rechtbank heeft overwogen dat die vordering zal worden toegewezen, maar heeft – ten onrechte – nagelaten dit in het dictum van haar beslissing op te nemen.
manstelt in zijn incidenteel appel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat € 1.162,58 aan de vrouw toekomt.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft de grief weersproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
hofoordeelt als volgt.