Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
- mevrouw [beschermingsbewindvoerder] in haar rol van informante, hierna te noemen: de
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, hierna te noemen [appellant]. De rechtbank Limburg had op 27 december 2017 op verzoek van de bewindvoerder de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, omdat [appellant] een of meer van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren nakwam. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de e-mailcorrespondentie tussen [appellant] en zijn bewindvoerder over zijn voornemen om te verhuizen en samen te wonen met zijn partner. Het hof concludeert dat [appellant] zonder toestemming van zijn bewindvoerder is verhuisd en dat hij zijn bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de huurpenningen van de nieuwe woning. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke financiële last die zijn spaarcapaciteit negatief beïnvloedde, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft de argumenten van [appellant] over zijn persoonlijke omstandigheden en de noodzaak van de verhuizing in overweging genomen, maar oordeelt dat deze niet opwegen tegen de belangen van de schuldeisers. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en bevestigt de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.