In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, die twee informatiebeschikkingen van de Inspecteur van de Belastingdienst heeft bevestigd. De informatiebeschikkingen betroffen de jaren 2010 en 2011 en waren gebaseerd op het niet verstrekken van gevraagde informatie over buitenlandse bankrekeningen. De Rechtbank had geoordeeld dat de informatiebeschikkingen terecht waren afgegeven, waarop belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de procedure heeft belanghebbende alsnog de gevraagde informatie verstrekt, maar het Hof oordeelde dat dit niet leidde tot vernietiging van de informatiebeschikkingen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestond. De uitspraak is gedaan op 10 maart 2017 door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de relevante juridische overwegingen zijn besproken, inclusief verwijzingen naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad.