Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
's-Hertogenbosch onder zaaknummer C/01/229125/HA ZA 11-675 gewezen vonnissen van 27 juni 2012 en 21 augustus 2013.
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 juli 2015;
- het deskundigenbericht van 21 januari 2016;
- het proces-verbaal van de enquête van 14 oktober 2015;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 14 januari 2016;
- de memories na enquête en deskundigenbericht van beide partijen, beide met producties.
13.De verdere beoordeling
In tegenverhoor heeft [appellant] zichzelf als getuige doen horen.
Op grond van artikel 164 lid 2 Rv. kan de getuigenverklaring van [geïntimeerde] zelf slechts bewijs in zijn voordeel opleveren als aanvullende bewijzen voorhanden zijn, die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring van [geïntimeerde] geloofwaardig maken.
“hij geen navraag heeft gedaan naar wie de stekkers van de pompen uit de haspel heeft gehaald”en dat dit
“hoogstwaarschijnlijk is (…) gedaan door degene die het beton heeft gestort of door [appellant] zelf, opdat het beton kon worden gestort”(met welke verklaring de getuige naar het oordeel van het hof slechts een vermoeden uitspreekt) heeft over de waardering van het bewijs het volgende te gelden.
Voorts heeft de getuige [getuige 1] de inhoud van de schriftelijke verklaring genoemd onder 13.2.1. betwist, in die zin dat hij verklaart niet tegen [getuige 2] en [getuige 3] te hebben gezegd dat [appellant] de pompen heeft uitgeschakeld: [getuige 1] verklaart dat hij slechts in algemene zin heeft gezegd dat de bevriezing maar twee dingen kan betekenen, namelijk dat of de stroom van de pompen is uitgevallen of dat de stekker uit het stopcontact is getrokken. De opstellers van voormelde verklaring zijn niet als getuigen onder ede gehoord.
“nooit aan de pompen[is]
geweest en ook nooit aan de stekkers van de pompen”.
Ook de overige stellingen van [geïntimeerde] in die memorie over de verklaring van [appellant] als getuige kunnen naar het oordeel van het hof niet (overtuigend) tot de conclusie leiden dat, kort gezegd, [appellant] de stroom van de pompen van de vloerverwarming heeft uitgeschakeld. Het eigen schuldverweer van [geïntimeerde] faalt daarom.
a) welke werkzaamheden zijn redelijkerwijs nodig om de lekkages van de vloerverwarming in de werkplaats te herstellen?
b) wat zijn de met het herstel gemoeide kosten?
c) kan de werkplaats in verband met het herstel gedurende enige tijd niet of in mindere mate worden gebruikt? Hoe lang kan de werkplaats niet of in mindere mate worden gebruikt?
d-1) Zou het water in de leidingen van de vloerverwarming ook bevroren zijn indien de pompen van de vloerverwarming zouden hebben aangestaan tijdens de vorstperiode? Maakt het daarbij uit of de pompen continu of slechts delen van de dag hebben aangestaan, bijvoorbeeld alleen gedurende de dag of alleen gedurende de nacht?
d-2) Indien het antwoord (deels) bevestigend luidt, in welke mate kan het geheel of gedeeltelijk uitschakelen van de pompen (voordat het water in de leidingen bevroren was) hebben bijgedragen tot het bevriezen van het water in de leidingen (bijvoorbeeld versnelling ervan of het bevriezen van ene grotere oppervlakte)?
e) Heeft u voor het overige nog opmerkingen die u van belang acht voor de door het hof te nemen beslissing?
a) de beste, ook mogelijke, herstelmethode is dat in de betonvloer (voor de negen groepen van de vloerverwarming waarvan de buizen kapot zijn) nieuwe leidingen van 18 mm dikte worden gelegd; daartoe moeten hart op hart 150 mm sleuven worden gefreesd van circa 5 cm diep en 2 cm breed; daarna moeten de nieuwe leidingen worden gelegd en aangesloten op de bestaande verdeelinrichting; vervolgens moeten de sleuven gevuld worden met krimpvrije mortel en moet de installatie worden afgevuld, afgeperst en in werking gesteld; hierna moet de vloer om esthetische redenen gecoat worden met slijtvaste betoncoating, omdat anders niet geleverd wordt wat bij de oplevering beoogd was;
b) de kosten van de werkzaamheden onder a worden begroot op (in totaal) € 29.475,-- exclusief btw;
c) de werkplaats zal gedurende drie weken niet of in mindere mate gebruikt kunnen worden; alle bruggen en stellingen dienen verwijderd en teruggeplaatst te worden; de herstelwerkzaamheden vinden in de zomer plaats omdat de drukte dan volgens [appellant] minder groot is.
Uit het deskundigenbericht (derde bladzijde) blijkt dat, na het aanbrengen van de door de deskundige nodig geoordeelde drie lagen betoncoating de vloer vloeistofdicht en slijtvast zal zijn, hetgeen [appellant] niet betwist heeft.
Dat de geadviseerde coating niet voldoet aan de milieueisen heeft [appellant] niet (gemotiveerd) gesteld. Het hof merkt op dat die coating volgens de deskundige (vierde bladzijde van het rapport) voldoende kwaliteit heeft om aan de eisen van een garagebedrijf te voldoen.
De beperking voor [appellant] in de gebruiksmogelijkheden van de vloer heeft de deskundige onderkend, in die zin dat volgens de deskundige
“de vloer risicovoller is bij het inboren van nieuwe verankeringen bij het eventueel bijplaatsen van extra bruggen”. [appellant] heeft evenwel niet onderbouwd gesteld dat het bijplaatsen van nieuwe bruggen (van een ander formaat) binnen redelijk afzienbare tijd voor hem nodig is. Uit de stellingen van [appellant] volgt niet dat de werkplaats door de herstelwerkzaamheden aan de vloer blijvend een waardevermindering zal/heeft ondergaan. Aan de verwijzing naar productie 21 (een indicatie voor de waardedaling van de vloer door de accountant van [appellant] ) gaat het hof om die reden voorbij.
Voormelde opmerkingen van [appellant] leiden, gelet op het voorgaande, niet tot aanpassing van het deskundigenbericht.
“alle materieel verwijderd moet worden”, zodat de gefaseerde uitvoering van de werkzaamheden die de deskundige voorstaat niet mogelijk is.
Zonder toelichting die [appellant] echter niet geeft vermag het hof niet in te zien om welke reden het onmogelijk is eerst het materieel uit één ruimte te verwijderen en daarna pas uit de andere ruimte. Aan deze opmerking van [appellant] gaat het hof daarom voorbij.
Ook deze opmerkingen van [appellant] acht het hof niet relevant. Dat, anders dan de deskundige oordeelt, ten minste vier weken geen gebruik gemaakt zal kunnen worden van de garage valt niet uit één enkele offerte met zekerheid af te leiden en is overigens niet onderbouwd.
heeft verder kennelijk niet aan de deskundige meegedeeld (hoewel hij daartoe de gelegenheid heeft gehad) dat, en waarom, voor de (de)montage inschakeling van een gespecialiseerd bedrijf noodzakelijk is. [appellant] onderbouwt dat standpunt ook niet in zijn memorie na deskundigenbericht.
Het hof passeert deze opmerking van [geïntimeerde] als onvoldoende onderbouwd. Uit de stellingen van [geïntimeerde] blijkt niet of in de door hem genoemde offerte van [betrokkene] (die het hof overigens niet in het procesdossier heeft aangetroffen) tevens begrepen is het leveren van nieuwe leidingbuizen. Maar nog daargelaten dit punt, volgt het hof het oordeel van de deskundige die op grond van zijn deskundigheid geacht moet worden te kunnen bepalen welke prijs marktconform is.
in conventieis in beginsel aan [appellant] toewijsbaar. De grieven II tot en met IV slagen in zoverre.
in conventiete beslissen overweegt het hof dat [appellant] geen kenbare grieven heeft gericht tegen het vonnis van de rechtbank voor zover uitgesproken
in reconventie(evenmin als [geïntimeerde] dat heeft gedaan). In het hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank
in reconventieis [appellant] daarom niet-ontvankelijk. Hierna zullen uitsluitend de vorderingen van [appellant]
in conventiebeoordeeld worden.
in reconventiein stand blijft.
Voor het overige zal het hof de vordering op dit punt afwijzen. [appellant] , heeft tegenover het verweer van [geïntimeerde] , niet duidelijk gemaakt dat deze kosten niet vallen onder de proceskosten waarvoor de artikelen 237 e.v. Rv. een vergoeding plegen in te sluiten.
in reconventieheeft [appellant] geen grieven aangevoerd, zodat hij ook in het beroep tegen dat vonnis niet-ontvankelijk is. Het (eind)vonnis waarvan beroep voor zover
in conventiegewezen zal vernietigd worden en de vorderingen van [appellant] in conventie zullen alsnog toegewezen worden zoals in de rechtsoverwegingen 13.7. tot en met 13.12. vermeld, onder veroordeling van [geïntimeerde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten genoemd in de laatste zinsnede van 13.10.
14.De uitspraak
in reconventie;
in conventieen, in zoverre opnieuw recht doende,