ECLI:NL:GHSHE:2017:844

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
200.192.151_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatieverplichting en bijdrage in levensonderhoud jongmeerderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van [verzoekster] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 30 maart 2016. [Verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1994, is de dochter van de vader, die in deze procedure als verweerder optreedt. De vader heeft op 22 juli 2016 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2017, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De zaak draait om de wijziging van de alimentatieverplichting die de vader heeft ten opzichte van [verzoekster]. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader een bijdrage van € 135,- per maand diende te betalen, maar in de bestreden beschikking werd deze bijdrage voor bepaalde periodes op nihil gesteld. [Verzoekster] verzocht het hof om de eerdere alimentatieverplichting te handhaven, terwijl de vader verzocht om de alimentatie te verlagen.

Tijdens de zitting kwamen partijen tot een onderlinge overeenkomst, waarbij de vader zich bereid verklaarde om een bedrag van € 750,- te betalen voor de kosten van levensonderhoud en studie van [verzoekster] over een bepaalde periode. Het hof heeft deze overeenkomst in de beschikking opgenomen en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd, waarbij de alimentatieverplichting met ingang van 1 december 2013 op nihil werd gesteld. De beschikking is op 2 maart 2017 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.192.151/01
zaaknummer rechtbank : C/03/208101 / FA RK 15-2230
beschikking van de meervoudige kamer van 2 maart 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat mr. G.J.A.F. Beulen te Landgraaf,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.R.T.A. Luijten te Heerlen.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 30 maart 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
[verzoekster] is op 26 mei 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 maart 2016.
2.2.
De vader heeft op 22 juli 2016 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.
[verzoekster] heeft op 15 augustus 2016 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 24 februari 2016;
- een journaalbericht van de zijde van [verzoekster] van 18 januari 2017 met bijlagen, ingekomen op 19 januari 2017.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 26 januari 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Uit het huwelijk van de vader en [ex echtgenote] is op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] [verzoekster] geboren. Het huwelijk is ontbonden op 27 maart 2002.
3.3.
Bij beschikking van 22 november 2001 heeft de rechtbank Maastricht, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verzoekster] een bedrag dient te voldoen van € 120,25 per maand. Bij beschikking van de rechtbank Maastricht van 15 juli 2008 heeft de rechtbank deze bijdrage met ingang van 1 juli 2008 nader bepaald op € 135,- per maand.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, met wijziging van de beschikking van 15 juli 2008, de onderhoudsbijdrage voor [verzoekster] over de periode van 16 juni 2012 tot september 2012 nader bepaald op nihil, over de periode van september 2012 tot januari 2013 nader bepaald op € 146,67 per maand en met ingang van januari 2013 nader bepaald op nihil.
4.2.
Partijen konden zich met deze beschikking niet verenigen.
[verzoekster] heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de alimentatieverplichting zoals vastgesteld bij beschikking van 15 juli 2008, zijnde € 135,- per maand, na indexering € 153,67 per maand, wordt gehandhaafd, althans deze vast te stellen op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.
4.3.
De vader heeft verzocht de grieven van [verzoekster] ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat de vader € 146,67 per maand aan [verzoekster] dient te voldoen over de periode van september 2012 tot januari 2013 en deze onderhoudsbijdrage over de periode van 1 oktober 2012 tot 1 januari 2013 nader te bepalen op € 73,92 per maand of zoveel minder als het hof juist acht.
4.4.
[verzoekster] heeft verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen.

5.De motivering van de beslissing

In het principaal en het incidenteel hoger beroep.
5.1.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en zijn ter zitting ter beëindiging van hetgeen hen in deze zaak verdeeld hield in onderling overleg tot overeenstemming gekomen.
Partijen zijn het navolgende overeengekomen:
- over de periode van 16 juni 2012 tot 1 december 2013 betaalt de vader aan [verzoekster] een bedrag van € 750,- als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie, te voldoen in twee termijnen, te weten een bedrag van € 400,- te betalen voor 1 maart 2017 en een bedrag van € 350,- te betalen voor 1 april 2017;
- met ingang van 1 december 2013 heeft [verzoekster] geen behoefte meer aan een onderhoudsbijdrage van de vader;
- na betaling van het bedrag van € 750,- hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen ter zake de onderhoudsverplichting van de vader.
5.2.
Partijen hebben het hof verzocht deze overeenstemming in de beschikking op te nemen aan welk verzoek het hof zal voldoen zoals in het dictum is weergegeven.

6.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 30 maart 2016,
en opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Maastricht van 15 juli 2008 waarbij een onderhoudsbijdrage voor [verzoekster] is vastgesteld;
bepaalt de door de vader aan:
- [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie over de periode van 16 juni 2012 tot 1 december 2013 op € 750,-, te voldoen in twee termijnen als volgt:
- een bedrag van € 400,- te betalen voor 1 maart 2017,
- een bedrag van € 350,- te betalen voor 1 april 2017;
stelt de door de vader aan [verzoekster] te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van 1 december 2013 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Herczog, C.A.R.M. van Leuven en E.K. Veldhuijzen van Zanten en is op 2 maart 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.