In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van [verzoekster] tegen een beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 30 maart 2016. [Verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1994, is de dochter van de vader, die in deze procedure als verweerder optreedt. De vader heeft op 22 juli 2016 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 januari 2017, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De zaak draait om de wijziging van de alimentatieverplichting die de vader heeft ten opzichte van [verzoekster]. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader een bijdrage van € 135,- per maand diende te betalen, maar in de bestreden beschikking werd deze bijdrage voor bepaalde periodes op nihil gesteld. [Verzoekster] verzocht het hof om de eerdere alimentatieverplichting te handhaven, terwijl de vader verzocht om de alimentatie te verlagen.
Tijdens de zitting kwamen partijen tot een onderlinge overeenkomst, waarbij de vader zich bereid verklaarde om een bedrag van € 750,- te betalen voor de kosten van levensonderhoud en studie van [verzoekster] over een bepaalde periode. Het hof heeft deze overeenkomst in de beschikking opgenomen en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd, waarbij de alimentatieverplichting met ingang van 1 december 2013 op nihil werd gesteld. De beschikking is op 2 maart 2017 uitgesproken in het openbaar.