De vrouw heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft overwogen dat de man, gelet op het gebrek aan inkomen in 2012, als gevolg hiervan aanzienlijke schulden heeft gemaakt en dat hij hier noodzakelijkerwijs enige tijd op diende af te lossen, waardoor hij gelet op zijn inkomen in 2013 en 2014, in die jaren niet in staat is geweest om naast zijn vaste lasten en zijn schuldenlast nog enig bedrag aan kinderalimentatie te voldoen.
De vrouw meent dat uit de stukken kan worden opgemaakt dat de man in 2012, 2013 en 2014 niets heeft afgelost op zijn openstaande schulden.
De vrouw geeft verder aan dat de man in 2013 een inkomen had van € 19.488,65 per jaar (zoals volgt uit de door de man overgelegde belastingaanslag 2014). Hetgeen resulteert in een netto besteedbaar inkomen (hierna: NBI) van € 1.624,- per maand.
De vrouw meent dat, rekening houdend met zijn woonlasten, de man in 2013 een bedrag van € 263,- beschikbaar had voor het betalen van kinderalimentatie.
Tevens meent de vrouw dat de man in dat jaar voldoende draagkracht had om de opgelegde kinderbijdrage te betalen volgt uit het feit dat hij in 2013 aanzienlijke luxe-uitgaven heeft gedaan. Zij heeft daarvan in haar beroepschrift een opsomming gemaakt.
In het jaar 2014 had de man een WW-uitkering. Uit het door de man overgelegde aangiftebiljet 2015 volgt dat de man in 2014 een werkloosheidsuitkering heeft genoten van
€ 11.419,15. In 2014 had hij derhalve een NBI van € 952,- per maand.
Nu de man, ondanks het feit dat hij een inkomen op bijstandsniveau genoot, toch in staat was om in 2014 diverse dure aankopen te doen, gaat vrouw er vanuit dat de man zeker € 600,- netto per maand extra inkomsten moet hebben gehad die niet zijn opgegeven bij de belastingdienst. Ook is de man al drie keer in drie jaar tijd verhuisd naar een nieuwe woning, waaruit is af te leiden dat hij over aanzienlijke financiële reserves beschikt om dit te kunnen bekostigen.
De man heeft het door de vrouw gestelde gemotiveerd betwist. Zijn stelling is dat nu hij
geruime tijd geen loon heeft ontvangen er, buiten zijn schuld, achterstanden in zijn betalingen zijn ontstaan. Bovendien ontving hij geen WW-uitkering omdat de arbeidsovereenkomst bij zijn voornoemde werkgever niet rechtsgeldig was beëindigd.
Bij het O.C.M.W. kon de man maandelijks een bedrag van € 780,- lenen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De man heeft geprobeerd om zijn schulden zoveel mogelijk te beperken en na verloop van tijd is de man toegelaten tot de collectieve schuldenregeling, dit traject is echter voortijdig gestaakt.
Anders dan de vrouw stelt, benadrukt de man dat zijn inkomen over het jaar 2013 niet
€ 19.488,65 maar € 15.110,44 bedroeg. Het bedrag dat de man in dat jaar ontving aan achterstallig loon over het jaar 2012 was gelijk aan € 4.378,21 en dient te worden toegerekend aan dat betreffende jaar.
Rekening houdend met een inkomen van € 15.110,44 kan het NBI van de man op € 1.259,- worden becijferd. De huurlasten van de man bedroegen in 2013 aanvankelijk € 550,- per maand en vanaf mei 2013 € 680,-. De man betaalde destijds een bedrag van € 33,- per kwartaal aan ziektekosten en daarbij komt dat de man onderhoudsplichtig is jegens zijn zoon [minderjarige 2] . Verder acht de man het reëel om rekening te houden met een zorgkortingspercentage van 30% nu [minderjarige 1] voor een substantieel deel bij hem verblijft. Ook brengt en haalt de man [minderjarige 1] , hetgeen reiskosten met zich brengt. De man had derhalve in 2013 geen draagkracht.
In het jaar 2014 ontving de man een WW-uitkering van € 11.146,37, hetgeen een NBI van
€ 929,- oplevert. Rekening houdend met een woonlast van € 680,-, de kosten voor de ziektekostenverzekering, de onderhoudsplicht jegens [minderjarige 2] , het zorgkortingspercentage en de schuldlast is het duidelijk dat de man ook over 2014 geen draagkracht had voor het voldoen van kinderalimentatie. De man betwist verder dat hij zwart zou werken en daaruit extra inkomsten per maand ontvangt; de vrouw heeft nagelaten om haar stellingen nader te onderbouwen.