Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het schrijven van de advocaat van de man van 8 juni 2016, ingekomen op 9 juni 2016, met als bijlage de bestreden beschikking;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 5 januari 2017 met bijlagen, ingekomen op 5 januari 2017.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
- Voor de man is de rechtbank uitgegaan van zijn inkomen over het jaar 2002 van € 18.927,= op jaarbasis, hetgeen resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 1.280,= en een daarmee corresponderende behoefte van [minderjarige 1] van € 191,= per maand in het jaar 2003;
- Voor de vrouw is de rechtbank uitgegaan van een geschat inkomen over het jaar 2003 uit WW, zijnde € 1.470,= bruto per maand (70% van haar laatstgenoten inkomen van € 2.100,= bruto per maand). Het netto besteedbaar inkomen van de vrouw is door de rechtbank vastgesteld op € 1.222,= per maand, waarmee de behoefte van [minderjarige 1] in het jaar 2003 neerkomt op € 162,= per maand;
- Geïndexeerd naar het jaar 2016 becijfert de rechtbank de behoefte van [minderjarige 1] op
aandeel van de man in de behoefte van [minderjarige 1]
in beginselvan het jaar 2003 zou worden uitgegaan, hetgeen op zich al ruimte laat om daarvan af te wijken.
aandeel van de vrouw in de behoefte van [minderjarige 1]
het kindgebonden budget