3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de navolgende feiten.
3.1.1.[geïntimeerde] is een onderneming die zich bezighoudt met het uitzenden, detacheren, alsmede het werven en selecteren van personen.
3.1.2.[appellant] is op 24 april 2008 in de functie van uitzendkracht in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) [geïntimeerde] .
3.1.3.De meest recente arbeidsovereenkomst tussen partijen is als productie 1 overgelegd bij memorie van antwoord/grieven. Hieruit blijkt dat tussen partijen met ingang van 22 november 2011 een uitzendovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, dat de CAO voor Uitzendkrachten van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (hierna: ABU-CAO) van toepassing is en dat [appellant] werkzaam was in fase C.
3.1.4.Het laatst genoten salaris per december 2013 bedroeg € 8,35 per uur, exclusief emolumenten.
3.1.5.[appellant] werkte laatstelijk bij [Logistics] Logistics (hierna: [Logistics] ) in [plaats] .
3.1.6.[appellant] stond op maandag 20 tot en met woensdag 22 januari 2014 ingepland om werkzaamheden te verrichten bij [Logistics] . [appellant] wist van die ingeplande werkzaamheden. [appellant] is echter niet bij [Logistics] verschenen.
3.1.7.In de middag van 20 januari 2014 heeft een medewerker van [geïntimeerde] een briefje in de brievenbus gevonden waarin [appellant] verlof vroeg van 20 tot en met 22 januari 2014.
3.1.8.Bij brief van 23 januari 2014 heeft [directeur van geïntimeerde] , directeur van [geïntimeerde] , aan [appellant] geschreven:
“
Reeds eerder hebben wij u, zowel mondeling alsook schriftelijk, waarschuwingen gegeven omtrent uw functioneren en gedrag richting onze medewerkers.
Op maandag 20 januari jl. was u zonder opgaaf van reden niet op uw werk bij onze opdrachtgever [Logistics] Logistics in [plaats] . Onze opdrachtgever wist niet waarom u niet aanwezig was en ook onze medewerkers van de afdeling planning waren niet van uw afwezigheid op de hoogte.
Maandag later op de dag werd er bij ons op kantoor een briefje in de brievenbus gevonden waarin u om verlof vraagt. De teamleider van [Logistics] heeft in het weekend een sms van u ontvangen waarin u om verlof vraagt en aangeeft al in Polen te zijn. Hij had dus weinig keus dan daarop ok te antwoorden, echter is [Logistics] allerminst blij met deze gang van zaken.
Wij zien deze actie als ongeoorloofde afwezigheid en werkweigering. We beschouwen het niet nakomen van de procedure rondom uw verlofaanvraag en de reeds eerder gegeven officiële waarschuwingen als voldoende reden om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Wij beëindigen uw arbeidsovereenkomst dus per 20 januari 2014. Over 6 weken zullen wij alle openstaande reserveringen aan u uit betalen.
Uiteraard betreuren wij de gang van zaken maar kunnen uw gedrag niet accepteren en zien, zeker gezien de eerdere waarschuwingen, geen andere optie.”
3.1.9.[appellant] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 29 april 2014 de vernietiging van het hem gegeven ontslag ingeroepen en zich bereid verklaard en beschikbaar gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten. Daarnaast heeft hij aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
3.1.10.Op 30 april 2014 heeft [geïntimeerde] per brief gereageerd op voormelde brief van 29 april 2014 met de mededeling dat zij het ontslag van [appellant] handhaaft.
3.1.11.Op 23 juli 2015 heeft de rechtbank Oost-Brabant, kamer voor kantonzaken, zittingplaats ’s-Hertogenbosch, bij beschikking bepaald dat in geval van ontbinding een vergoeding van € 10.420,- is verschuldigd aan [appellant] . Hierop heeft [geïntimeerde] haar ontbindingsverzoek ingetrokken. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is dus niet ontbonden en duurt nog voort.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant] :
-voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet is vernietigd en dat de arbeidsovereenkomst voortduurt;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 18.321,75 bruto ter zake achterstallig salaris vanaf 21 januari 2014 tot januari 2015 en van € 1.490,21 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantiebijslag vanaf januari 2015 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- [geïntimeerde] te veroordelen buitengerechtelijke kosten te vergoeden en
- [geïntimeerde] in de proceskosten te veroordelen.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, zodat hij terecht de opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft vernietigd. Omdat vervolgens het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is ingetrokken, is de arbeidsovereenkomst blijven voortbestaan en heeft hij recht op doorbetaling van loon.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.