ECLI:NL:GHSHE:2017:618

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
200.185.631_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens geluidsoverlast door blaffende hond

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellant] en Stichting Antares Woonservice, waarbij de appellant, vertegenwoordigd door Mozaiek Bewindvoeringen BV, in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De kantonrechter had op 4 november 2015 geoordeeld dat de appellant tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door structurele geluidsoverlast te veroorzaken door het blaffen van zijn hond. De klachten over de overlast waren door meerdere omwonenden ingediend en de politie had ook meldingen ontvangen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende maatregelen heeft genomen om de overlast te beëindigen, ondanks herhaalde waarschuwingen van Antares. Het hof heeft de grieven van de appellant en Mozaiek verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de appellant en Mozaiek zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.185.631/01
arrest van 21 februari 2017
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
Mozaiek Bewindvoeringen BV, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [appellant] ,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellant] en Mozaïek,
advocaat: mr. S.H.J. van der Linden te Venlo,
tegen
Stichting Antares Woonservice,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Antares,
advocaat: mr. A.D.A. Quaedvlieg te Venlo,
op het bij exploot van dagvaarding van 4 februari 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 4 november 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] en Mozaïek als gedaagden en Antares als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 4262869 / CV EXPL 15-6487)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met vier producties (genummerd 2 tot en met 5);
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
 Bij huurovereenkomst van 28 december 2011 heeft Antares aan [appellant] met ingang van 28 december 2011 de woning aan het [straatnaam][huisnummer 10] te [vestigingsplaats 2] verhuurd. De woning maakt onderdeel uit van een wooncomplex, zoals weergegeven op de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding overgelegde situatieschets. Onder, boven en naast de woning van [appellant] zijn andere woningen gelegen.
 Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 6.6 van die algemene voorwaarden staat, kort gezegd, dat de huurder geen overlast of hinder aan omwonenden mag veroorzaken. In de huurovereenkomst wordt voorts verwezen naar de woonregels “Prettig wonen doen we samen”. In die woonregels staat onder meer, kort gezegd, dat geen geluidsoverlast mag worden veroorzaakt. [appellant] heeft een exemplaar van deze woonregels voor akkoord ondertekend.
 Vanaf december 2012 heeft Antares van diverse andere huurders van woningen in het wooncomplex klachten ontvangen over vanuit de woning van [appellant] onder meer door zijn blaffende hond veroorzaakte geluidsoverlast. Als producties 9 tot en met 15 bij de inleidende dagvaarding heeft Antares ongeveer 25 registratieformulieren overlast in het geding gebracht, gesorteerd per bewoner. Dit betreft klachten over vanuit de woning van [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast in de periode van begin 2013 tot en met begin 2015. Daarnaast heeft Antares in eerste aanleg voorafgaand aan de comparitie nog vijf schriftelijke klachten overgelegd die in de verdere loop van 2015 bij haar zijn ingediend. De formulieren en klachten zijn ingediend door de bewoners met de huisnummers [huisnummer 6] , [huisnummer 8] , [huisnummer 9] , [huisnummer 11] , [huisnummer 12] en [huisnummer 13] . Uit de hiervoor genoemde situatieschets blijkt dat dit allemaal appartementen betreffen die in de nabijheid van het door [appellant] gehuurde appartement zijn gelegen.
 Bij brief van 18 januari 2013 heeft Antares aan [appellant] onder meer het volgende geschreven:
“Herhaaldelijk ontvangen wij van omwonende klachten betreffende geluidsoverlast van uw adres. Het betreft luid geschreeuw voornamelijk in de nachtelijke uren. Als huurder dient u zich te onthouden van overlast aan omwonenden.
(…)
Graag nodig ik u uit voor een persoonlijk gesprek op donderdag 24 januari 2013 (…) om uw kant van het verhaal te horen. Ik verzoek u dringend gehoor te geven aan deze uitnodiging.
 Bij brief van 25 januari 2013 heeft Antares aan [appellant] onder meer het volgende geschreven:
“Op donderdag 24 januari 2013 hebben wij een gesprek gehad over de melding van geluidsoverlastklachten door omwonenden. In ons gesprek heeft u bevestigd dat de geluidshinder afkomstig is van uw woonadres. Samen met u werd het volgende afgesproken:

Door u wordt geen enkele vorm van geluidsoverlast meer veroorzaakt in of rondom uw woning;

Uw inwonende dochter gaat zo snel als mogelijk professionele hulp zoeken voor haar woede-uitbarstingen;

U doet een schriftelijke aanvraag bij Antares tot inwoning van uw dochter.
(…)”
 Ook nadat de dochter van [appellant] uit de woning is verhuisd naar elders, heeft Antares van omwonenden klachten ontvangen over vanuit de woning van [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast, met name ter zake geblaf van de hond van [appellant] .
 Bij brief van 11 september 2013 heeft Antares aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Op 23 mei 2013 bent u door ons gewaarschuwd om ervoor te zorgen dat uw hond geen overlast veroorzaakt door langdurig blaffen. Wij hebben toen afgesproken dat er geen enkele vorm van geluidshinder meer wordt veroorzaakt in of rondom uw woning.
Helaas blijven de klachten aanhouden. Ze verergeren zelfs.
Het betreft de volgende klachten:

Onder invloed van drank schreeuwen en vervelende opmerkingen maken naar omwonenden;

Vuurwerk gooien van het balkon;

Langdurig blaffen van de hond;

De hond zijn behoefte laten doen op het balkon en in het trappenhuis.
Op 30 augustus 2013 heeft de politie [vestigingsplaats 2] het blaffen van de hond ook geconstateerd en u hierover aangesproken.
Ik verzoek u voor de laatste maal u te houden aan de eerder gemaakte afspraken. Wanneer u dit niet doet, zullen wij juridische stappen overwegen.”
 Bij brief van 18 november 2013 heeft de advocaat van Antares aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Gelet op de vele overlastmeldingen die bij Antares zijn binnengekomen inzake onder andere geluidsoverlast, onaangepast gedrag, schelden en ook een hoge mate van overlast die wordt veroorzaakt door uw hond sommeer ik u hierbij per omgaande een einde te maken aan deze overlastsituatie. (…)
Hierbij dus een laatste waarschuwing.”
 Bij vonnis van 19 november 2014 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op vordering van Antares de huurovereenkomst met [appellant] ontbonden en [appellant] veroordeeld de woning te ontruimen vanwege het bestaan van een huurachterstand. Antares en [appellant] hebben vervolgens een betalingsregeling getroffen om de huurachterstand geleidelijk in te lopen. In verband daarmee heeft Antares het ontruimingsvonnis niet geëxecuteerd.
 Ook na november 2014 heeft Antares nog meerdere meldingen ontvangen ter zake langdurig blaffen en janken door de hond van [appellant] .
 Bij brief van 23 december 2014 heeft de advocaat van Antares aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“Naast het feit, dat er inmiddels een veroordelend vonnis aan u is betekend vanwege de achterstallige huurpenningen, blijft cliënte ook overlastmeldingen van omwonenden ontvangen aangaande overlast die wordt veroorzaakt. Het gaat hier hoofdzakelijk om klachten aangaande een blaffende hond waarvan u de eigenaar bent.
Deze problematiek is niet nieuw. Ongeveer een jaar geleden heb ik u eveneens gesommeerd om zich te onthouden van het veroorzaken van deze overlast. (…)
Gelet op het feit, dat de overlast toch aanhoudt en cliënte in dat kader recentelijk weer diverse overlastmeldingen heeft ontvangen, geef ik u een laatste waarschuwing om hiervoor een oplossing te vinden, althans ervoor te zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan de overlast.”
 Antares heeft in 2015 nog diverse meldingen ontvangen over – met name – langdurig blaffen en janken door de hond van [appellant] .
 Bij brief van 10 februari 2015 heeft [appellant] de overlast ontkend.
 Bij brief van 5 maart 2015 heeft Antares bij [appellant] aangedrongen op een oplossing bij gebreke waarvan gerechtelijke stappen zouden volgen.
 Bij fax van 30 maart 2015 heeft [appellant] ontkend overlast te veroorzaken.
 Antares heeft een proces-verbaal van bevindingen van de politie van 1 april 2015 overgelegd. Uit dit proces-verbaal blijkt dat er in de periode van 14 augustus 2013 tot en met 8 maart 2015 bij de politie in totaal 18 meldingen zijn gedaan met betrekking tot geluidsoverlast veroorzaakt door de hond van [appellant] en één melding met betrekking tot het afsteken van knalvuurwerk en bonzen op de vloer door [appellant] . In vier van de genoemde gevallen heeft de politie, na ter plaatse te zijn gegaan, de overlast ter zake de door de hond veroorzaakte overlast zelf geconstateerd.
 Ook nadat Antares de onderhavige procedure bij inleidende dagvaarding van 24 juni 2015 aanhangig heeft gemaakt, heeft zij nog meldingen ontvangen over langdurig blaffen en janken door de hond van [appellant] .
 Bij beschikking van 6 maart 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, met ingang van 1 april 2015 een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [appellant] , met benoeming van Mozaïek tot bewindvoerder.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderde Antares in eerste aanleg, samengevat:
 primair: ontbinding van de huurovereenkomst met veroordeling van [appellant] en Mozaïek tot ontruiming van de woning en tot het betalen van een gebruiksvergoeding vanaf de dag van de ontbinding tot de dag van de ontruiming;
 subsidiair: veroordeling van [appellant] en Mozaïek om de hond van [appellant] uit het gehuurde te verwijderen, op straffe van een dwangsom;
 meer subsidiair: veroordeling van [appellant] en Mozaïek om de hond van [appellant] een werkzame anti-blafband om te doen en te houden, op straffe van een dwangsom;
met veroordeling van [appellant] en Mozaïek in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft Antares, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] heeft in de periode vanaf januari 2013 structureel ernstige geluidsoverlast veroorzaakt aan zijn omwonenden, onder meer door toe te laten dat zijn hond regelmatig langdurig blafte en jankte. [appellant] is daardoor tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Pogingen van Antares om met [appellant] in gesprek te gaan en zo een beëindiging van de overlast te bereiken zijn mislukt door een gebrek aan medewerking van [appellant] . Van Antares is, mede gelet op haar verplichting om aan de andere huurders een ongestoord woongenot te verschaffen, niet te vergen om de huurovereenkomst met [appellant] te laten voortduren. In elk geval moet de overlast eindigen.
3.2.3.
[appellant] en Mozaïek hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.
In het eindvonnis van 4 november 2015 heeft de kantonrechter geoordeeld, kort samengevat:
 [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat hij niet heeft voorkomen dat vanuit zijn woning gedurende een lange periode bij herhaling door het aanhoudend blaffen van zijn hond geluidsoverlast is veroorzaakt (rov. 4.1).
 In de gegeven omstandigheden is ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd (rov. 4.2).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter, kort gezegd:
 de huurovereenkomst tussen Antares en [appellant] ontbonden;
 [appellant] en Mozaïek veroordeeld om de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen;
 [appellant] en Mozaïek veroordeeld om aan Antares een gebruiksvergoeding van € 504,41 per maand te betalen vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van de ontruiming;
 [appellant] en Mozaïek in de proceskosten veroordeeld;
 het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.3.
[appellant] en Mozaïek hebben in hoger beroep drie grieven aangevoerd. [appellant] en Mozaïek hebben op basis van die grieven geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot, kort gezegd:
 het alsnog afwijzen van de vorderingen van Antares;
 veroordeling van Antares tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] en Mozaïek op grond van het vonnis aan Antares hebben voldaan, vermeerderd met rente;
 veroordeling van Antares in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
3.4.
Nadat het beroepen vonnis gewezen is, heeft [appellant] de woning ontruimd en heeft hij elders woonruimte (een kamer met medegebruik van keuken en badkamer) gehuurd. Antares heeft gesteld dat zij de voorheen aan [appellant] verhuurde woning inmiddels heeft verhuurd aan een nieuwe huurder. Dat de gevolgen van het vonnis bij deze stand van zaken bezwaarlijk ongedaan kunnen worden gemaakt, ontneemt aan [appellant] en Mozaïek niet het belang bij het onderhavige hoger beroep. Als na een beoordeling van het hoger beroep het beroepen vonnis zou worden vernietigd, zouden [appellant] en Mozaïek Antares kunnen aanspreken tot het verschaffen van huurgenot of tot schadevergoeding wegens wanprestatie (zie in vergelijkbare zin onder meer HR 18 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1079).
Met betrekking tot grief I: is [appellant] tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst?
3.5.1.
In rechtsoverweging 4.1 van het beroepen vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld, kort gezegd, dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat hij niet heeft voorkomen dat vanuit zijn woning gedurende een lange periode bij herhaling door het aanhoudend blaffen van zijn hond geluidsoverlast is veroorzaakt. [appellant] is tegen dat oordeel opgekomen met grief I.
3.5.2.
In de toelichting op die grief hebben [appellant] en Mozaïek betwist dat er sprake is geweest van stelselmatige geluidsoverlast door het blaffen van zijn hond. Volgens [appellant] en Mozaïek is er geen sprake meer geweest van overlast nadat de dochter van [appellant] , die kampte met woedeaanvallen, kort na januari 2013 de woning heeft verlaten en elders is gaan wonen. Dat meerdere bewoners hebben geklaagd over langdurig geblaf van de hond van [appellant] , is volgens [appellant] en Mozaïek het gevolg van een samenzwering van enkele bewoners met het doel [appellant] uit zijn woning te verdrijven. Ter onderbouwing van zijn stellingen hebben [appellant] en Mozaïek bij de memorie van grieven enkele handgeschreven verklaringen overgelegd waaruit volgens hen blijkt dat diverse bewoners van het [straatnaam] nimmer overlast hebben ondervonden van [appellant] of van zijn hond. [appellant] en Mozaïek hebben voorts een handgeschreven verklaring overgelegd waaruit volgens hen blijkt dat mevrouw [bewoner 1] , die in het verleden over overlast heeft geklaagd, al geruime tijd geen overlast meer heeft ondervonden en dat de oorzaak van het geblaf volgens mevrouw [bewoner 1] was gelegen in de kat van mevrouw [bewoner 2] (destijds bewoonster van [straatnaam] [huisnummer 11] ).
3.5.3.
Omdat Antares zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst tekort geschoten is door structureel overlast, waaronder geluidsoverlast door zijn blaffende hond, te veroorzaken, draagt zij de bewijslast van die stelling. Als Antares haar stellingen echter deugdelijk heeft onderbouwd en [appellant] en Mozaïek niet voldoende hebben betwist dat vanuit de woning van [appellant] structureel (vaker dan incidenteel) de door Antares gestelde overlast is veroorzaakt, moet het hof die stellingen, omdat zij dan onvoldoende zijn weersproken, op grond van artikel 149 lid 1 tweede volzin Rv als vaststaand beschouwen.
3.5.4.
Het hof stelt voorop dat de geluidsoverlast die tot begin januari 2013 vanuit de woning van [appellant] door de woedeaanvallen van de dochter van [appellant] is veroorzaakt, niet aan de vorderingen van Antares tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde ten grondslag is gelegd. Die geluidsoverlast is kort na januari 2013 geëindigd en kan dus verder onbesproken blijven. De overlast die aan de vorderingen ten grondslag is gelegd, betreft met name het gedurende een lange periode structureel veroorzaken van geluidsoverlast door [appellant] doordat [appellant] niet heeft voorkomen dat zijn hond gedurende bepaalde periodes, onder meer bij afwezigheid van [appellant] , aanhoudend heeft geblaft.
3.5.5.
Omtrent die overlast heeft de politie een aantal bevindingen gedaan, die [appellant] en Mozaïek in de toelichting op hun grief niet voldoende gemotiveerd hebben betwist.
Uit het als productie 28 bij de inleidende dagvaarding overgelegde proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2015 van de politie blijkt onder meer dat in de periode van 14 augustus 2013 tot en met 8 maart 2015, naast een melding met betrekking tot het afsteken van knalvuurwerk en bonzen op de vloer door [appellant] , in totaal 18 meldingen zijn gedaan met betrekking tot geluidsoverlast veroorzaakt door de hond van [appellant] . Naar aanleiding van een deel van de meldingen is de politie niet ter plaatse gekomen en heeft de politie de overlast waarover geklaagd werd dus niet zelf kunnen constateren. In een aantal andere gevallen heeft de politie de overlast wel geconstateerd. Daaromtrent blijkt uit het proces-verbaal, samengevat, het volgende.
 Op 30 augustus 2013 kreeg de politie twee afzonderlijke meldingen over het al anderhalf uur non-stop blaffen en janken van de hond van [appellant] . De politie is toen ter plaatse gegaan en de agenten hebben de hond duidelijk horen blaffen. [appellant] was op dat moment niet thuis. Later op die dag zijn de agenten teruggegaan naar de woning en toen hebben zij [appellant] wel thuis aangetroffen. De agenten hebben [appellant] gewezen op de overlast die zijn hond veroorzaakte, waarop [appellant] beterschap beloofde.
 Op 9 september 2013 kreeg de politie de melding dat de hond van [appellant] op het balkon van de woning continu aan het blaffen was, terwijl [appellant] niet thuis was. De medewerker van de meldkamer heeft het blaffen van de hond via de telefoon gehoord. De politie is ter plaatse gegaan en heeft de hond horen blaffen en janken en gezien dat de balkondeur van de woning van [appellant] open stond.
 Op 1 november 2013 heeft de politie ter plaatse een gesprek gevoerd met [appellant] naar aanleiding van een klacht van enkele dagen eerder. Tijdens het gesprek gaf [appellant] aan dat hij geen overlast wilde veroorzaken en geen problemen wilde veroorzaken. Er werd met [appellant] afgesproken dat hij de hond regelmatig uit zou laten en bij zijn afwezigheid niet meer op het balkon zou laten.
 Op 23 september 2014 kreeg de politie een melding over het langdurig geblaf van de hond terwijl [appellant] uit de woning was vertrokken. De politie is ter plaatse geweest en heeft de overlast door het geblaf waargenomen.
 Op 23 februari 2015 heeft de politie een melding ontvangen over het urenlang blaffen van de hond van [appellant] . De politie is op dat moment niet ter plaatse geweest maar heeft de overlast wel via de telefoon in de meldkamer geconstateerd.
 Op 8 maart 2015 kreeg de politie een melding over het langdurig geblaf van de hond van [appellant] . De politie is ter plaatse geweest en heeft de overlast door het geblaf waargenomen.
3.5.6.
De klachten die bij Antares en bij de politie zijn ingediend, betroffen geblaf uit de woning van [appellant] . Er is niet gesteld of gebleken dat bij Antares en bij de politie is geklaagd over hondengeblaf dat afkomstig was uit een andere woning aan het [straatnaam] . De politie heeft ook nimmer aanhoudend hondengeblaf uit een andere woning geconstateerd. Gelet hierop moet de stelling van [appellant] en Mozaïek, dat een deel van de klagers geblaf heeft waargenomen uit andere woningen dan de zijne, als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
3.5.7.
Dat de politie de bij haar gemelde overlast meermalen zelf heeft geconstateerd, brengt mee dat [appellant] en Mozaïek niet kunnen worden gevolgd in hun stelling dat slechts sprake is geweest van een complot van een aantal bewoners tegen [appellant] . De klachten die via de tientallen klachtenformulieren bij Antares zijn ingediend, moeten dus serieus worden genomen. Het betreft klachten die zijn ingediend door de bewoners van de appartementen met de huisnummers [huisnummer 6] , [huisnummer 8] , [huisnummer 9] , [huisnummer 11] en [huisnummer 12] en [huisnummer 13] . Uit de als productie 8 bij de inleidende dagvaarding overgelegde situatieschets blijkt dat dit allemaal appartementen betreffen die in de nabijheid van het door [appellant] gehuurde appartement zijn gelegen.
3.5.8.
Dat [appellant] een deel van de gestelde overlast zelf niet heeft waargenomen, doet niet af aan het feit dat Antares met de door haar overgelegde producties, waaronder de ongeveer dertig bij haar ingediende “registratieformulieren overlast” en de processen-verbaal van de politie, voldoende heeft onderbouwd dat in structurele mate sprake is geweest van die overlast. De overlast werd immers juist in belangrijke mate veroorzaakt tijdens de uren dat [appellant] zijn hond allen thuis had achtergelaten en zelf elders vertoefde. De stelling van [appellant] en Mozaïek dat [appellant] de overlast zelf niet in de gestelde mate heeft waargenomen, vormt dus geen steekhoudende betwisting van de gestelde overlast.
3.5.9.
[appellant] en Mozaïek hebben als producties 3 en 4 bij de memorie van grieven schriftelijke verklaringen overgelegd die volgens hen afkomstig zijn van bewoners van het [straatnaam] die – volgens de tekst van die verklaringen – geen last hebben gehad van geblaf van de hond van [appellant] . Volgens de tekst van die verklaringen betreft dit de bewoners van de appartementen met de huisnummers [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] , [huisnummer 4] , [huisnummer 5] en [huisnummer 7] . Uit de reeds genoemde situatieschets blijkt dat deze appartementen aanzienlijk verder van het door [appellant] gehuurde appartement verwijderd zijn dan de appartementen van de bewoners die wel over de overlast geklaagd hebben. Reeds vanwege die grotere afstand, die kan verklaren waarom de betreffende bewoners minder of geen hinder hebben ondervonden van de blaffende hond, leggen die verklaringen weinig gewicht in de schaal.
3.5.10.
Ook de door [appellant] en Mozaïek als productie 2 bij de memorie van grieven overgelegde verklaring, die volgens hen afkomstig is van de bewoonster van het appartement met huisnummer [huisnummer 8] , vormt evenmin een deugdelijke onderbouwing van de betwisting van de gestelde overlast. Ook als de klachten van die bewoonster buiten beschouwing zouden worden gelaten, resteren veel klachten van de bewoners van de appartementen met de huisnummers [huisnummer 6] , [huisnummer 9] , [huisnummer 11] , [huisnummer 12] en [huisnummer 13] en blijft overeind staan dat de politie de overlast meermalen heeft geconstateerd.
3.5.11.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat [appellant] en Mozaïek onvoldoende hebben weersproken dat vanuit het appartement van [appellant] structureel geluidsoverlast is veroorzaakt door langdurig geblaf en gejank van zijn hond.
3.5.12.
Dat de overlast hoofdzakelijk werd veroorzaakt tijdens de afwezigheid van [appellant] , doet er niet aan af dat [appellant] van die overlast op de hoogte is geweest. [appellant] en Mozaïek hebben niet gemotiveerd betwist dat [appellant] ter zake de overlast meermalen is aangesproken door omwonenden en, zoals omschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2015, door de politie. Daar komt bij dat ook Antares met [appellant] in gesprek is gegaan over de overlast en hem daar ook meermalen over heeft aangeschreven. Bij deze stand van zaken valt aan [appellant] te verwijten dat hij niet tijdig maatregelen heeft genomen om de overlast te beëindigen zoals de aanschaf van een blafband (welke optie de advocaat van Antares al noemde in zijn brief aan [appellant] van 23 december 2014 en welke optie ook ter sprake kwam in de inleidende dagvaarding) of zoals het elders onderbrengen van de hond, wat [appellant] volgens zijn eigen stellingen pas na de ontruiming van de woning op basis van het beroepen vonnis wel heeft gedaan.
3.5.13
Om bovenstaande redenen is het hof evenals de kantonrechter van oordeel dat [appellant] en Mozaïek onvoldoende hebben weersproken dat [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst tekortgeschoten is door, hoewel hij op de hoogte was van het feit dat zijn hond tijdens de perioden van zijn afwezigheid geluidsoverlast veroorzaakte door langdurig te blaffen en te janken, geen maatregelen te nemen om die overlast te laten eindigen. Deze tekortkoming wordt over de verstreken periode niet ongedaan gemaakt door het door [appellant] en Mozaïek gestelde feit dat [appellant] na de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen alsnog een blafband heeft aangeschaft.
3.5.14.
[appellant] en Mozaïek hebben in de toelichting op grief III nog gesteld dat pas een oordeel zou mogen worden gegeven over de gestelde overlast nadat de stellingen van de partijen voldoende zijn onderzocht en dat daartoe getuigen zouden moeten worden gehoord. Het hof acht voor bewijslevering echter geen redenen aanwezig, omdat [appellant] en Mozaïek de met meerdere bewijsstukken onderbouwde stellingen van Antares over de door de hond van [appellant] veroorzaakte overlast onvoldoende hebben betwist en het hof die stellingen dus als vaststaand moet aannemen.
3.5.15.
Het hof concludeert dat grief I geen doel treft.
Met betrekking tot grief II: is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd?
3.6.1.
In rov. 4.2 van het vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de tekortkoming van [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst in de gegeven omstandigheden voldoende ernstig is om ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. [appellant] en Mozaïek zijn tegen dat oordeel opgekomen met grief II.
3.6.2.
In de toelichting op grief II hebben [appellant] en Mozaïek aangevoerd dat [appellant] na zijn vertrek uit het gehuurde nu in een kamer woont alwaar hij het gebruik van badkamer en keuken moet delen met medebewoners, waarvoor hij meer huur moet betalen dan voor het appartement aan het [straatnaam] en waar zijn hond, gelet op de beperkte omvang van de kamer, niet gedurende langere tijd kan verblijven, zodat hij de hond heeft moeten onderbrengen bij zijn moeder. Volgens [appellant] en Mozaïek is de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst niet zo ernstig dat deze voor [appellant] nadelige gevolgen gerechtvaardigd zijn.
3.6.3.
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter verder rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming. Bij de beoordeling of een tekortkoming voldoende ernstig is om de ontbinding van een huurovereenkomst ter zake woonruimte te ontbinden, moet de rechter het gewicht van de tekortkoming afzetten tegen het woonbelang van de huurder (HR 30 november 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4914, NJ 1985, 232).
3.6.4.
De ontbinding van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte, met als gevolg een noodzakelijke ontruiming van die woonruimte, is per definitie ingrijpend voor een huurder. Dit had [appellant] er echter van moeten weerhouden om langdurig in de nakoming van de huurovereenkomst tekort te schieten. Antares heeft [appellant] meermaals aangeschreven ter zake de tekortkoming en daarbij ook, voor het geval de tekortkoming voort zou duren, rechtsmaatregelen in het vooruitzicht gesteld. Het was bij deze stand van zaken de verantwoordelijkheid van [appellant] om aan de tekortkoming een eind te maken en daarmee de dreigende ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. De gevolgen van het feit dat [appellant] dit heeft nagelaten, moeten in beginsel voor zijn eigen rekening worden gelaten. Het is daarbij in de eerste plaats aan [appellant] zelf om de eventuele nadelige gevolgen van de ontruiming voor zichzelf zoveel mogelijk te beperken en passende maatregelen te treffen. [appellant] is daar in het onderhavige geval ook in geslaagd, nu hij kennelijk andere woonruimte heeft gevonden. Dat die woonruimte niet in alle opzichten aan zijn wensen voldoet, laat onverlet dat in deze situatie niet kan worden gesproken van een noodsituatie die aan ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning in de weg zou moeten staan.
3.6.5.
Ook de tekortkoming op zichzelf – het gedurende een langere periode veroorzaken van structurele geluidsoverlast en het zich, na daarop te zijn aangesproken, niet bereid tonen tot het treffen van maatregelen waarmee de overlast kan worden beëindigd – is niet van zodanig geringe betekenis dat zij de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet zou rechtvaardigen.
3.6.6.
Ook op dit punt ziet het hof geen aanleiding voor bewijslevering, aangezien [appellant] en Mozaïek de stellingen van Antares die van belang zijn voor grief II, onvoldoende hebben betwist.
3.6.7.
Het hof concludeert dat grief II geen doel treft.
Met betrekking tot grief III: bewijslevering?
3.7.
Uit hetgeen het hof in rov. 3.5.14 en 3.6.6 heeft overwogen, volgt dat grief III evenmin doel treft.
Conclusie en verdere afwikkeling
3.8.1.
Omdat geen van de grieven doel heeft getroffen, zal het hof het beroepen vonnis bekrachtigen.
3.8.2.
[appellant] en Mozaïek hebben veroordeling van Antares gevorderd tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] en Mozaïek op grond van het beroepen vonnis aan Antares hebben voldaan. Omdat het hof het beroepen vonnis zal bekrachtigen, zal het hof die vordering afwijzen.
3.8.3.
Het hof zal [appellant] en Mozaïek als de in het ongelijk gestelde partijen veroordelen in de kosten van het hoger beroep, vermeerderd met nakosten en uitvoerbaar bij voorraad zoals door Antares gevorderd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaak-/rolnummer 4262869 / CV EXPL 15-6487 tussen partijen gewezen vonnis van 4 november 2015;
wijst af de vordering van [appellant] en Mozaïek tot veroordeling van Antares tot terugbetaling van al hetgeen [appellant] en Mozaïek op grond van het beroepen vonnis aan Antares hebben voldaan;
veroordeelt [appellant] en Mozaïek in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Antares op € 718,-- aan griffierecht en op € 894,-- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken proceskostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 februari 2017.
griffier rolraadsheer