Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 7 juli 2017;
- het verweerschrift inclusief incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 12 september 2017;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep met een productie, ingekomen ter griffie op 29 september 2017;
- een brief van de zijde van [de vennootschap] van 28 september 2017 in antwoord op een vraagstelling van het hof bij brief van 27 september 2017, ingekomen ter griffie op 28 september 2017;
- een brief van de zijde van [verweerster] van 28 september 2017 in reactie op de brief van de zijde van [de vennootschap] van 28 september 2017, ingekomen ter griffie op 28 september 2017;
- een brief van de zijde van [verweerster] van 29 september 2017 in reactie op een vraagstelling van het hof bij brief van 27 september 2017, ingekomen ter griffie op 29 september 2017;
- een brief van de zijde van [verweerster] met producties 5 tot en met 14, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2017;
- een brief van de zijde van [verweerster] met een akteverzoek vermeerdering/aanvulling zelfstandige verzoeken met productie 15, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2017;
- de op 4 oktober 2017 gehouden mondelinge behandeling; bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de ter zitting door beide partijen overgelegde pleitnota’s en het van de zijde van [verweerster] reeds op voorhand toegestuurde en hiervoor genoemde akteverzoek;
- de nadere memorie tevens akte correctie / wijziging van eis met producties van de zijde van [de vennootschap] , ingekomen ter griffie op 30 oktober 2017;
- de nadere memorie met producties van de zijde van [verweerster] , ingekomen ter griffie op 31 oktober 2017;
- een antwoordakte met een productie van de zijde van [verweerster] , ingekomen ter griffie op 13 november 2017;
- een nadere memorie met producties van de zijde van [de vennootschap] , ingekomen ter griffie op 15 november 2017.
3.De beoordeling
toenaangesproken op haar functioneren.
Daarnaheeft [de vennootschap] besloten tot reorganisatie.
Vóórdat gesprek was een reorganisatie nog helemaal niet aan de orde, aldus [de vennootschap] . Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [de vennootschap] nog aangevoerd dat zij
in de loop van januari 2017het besluit heeft genomen om te reorganiseren.
redelijkegrond. De onderhavige situatie komt er in feite op neer dat [de vennootschap] er spijt van heeft dat zij de functie voor [verweerster] heeft gecreëerd. Die spijt is vooral, of in ieder geval mede, ingegeven door teleurstelling over haar functioneren. Dat kan zo zijn, maar daar is de a-grond niet voor bedoeld, terwijl [de vennootschap] bij aanvang van het dienstverband aan [verweerster] duidelijk had moeten maken dat zij zou streven naar een einde van de arbeidsovereenkomst wanneer het creëren van de functie niet zou opleveren wat zij ervan verwachtte. Dat had van haar verwacht mogen worden uit oogpunt van goed werkgeverschap gelet op de bijzondere omstandigheid dat het niet ging om een ‘echte’ behoefte aan deze functie. Om die reden is dus in dit geval geen sprake van een ‘redelijke’ grond.
‘De verzochte wedertewerkstelling zal op hierna te bepalen wijze worden toegewezen, met maximering van de te verbeuren dwangsommen op hierna te bepalen wijze indien [de vennootschap] daaraan geen gehoor geeft.’De kantonrechter heeft in het dictum beslist:
‘veroordeelt [de vennootschap] om [verweerster] binnen 48 uur na betekening van deze beschikking toe te laten tot de werkplek en haar weder te werk te stellen in de functie van receptioniste/kantoormanager, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per werkdag dat [de vennootschap] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum verbeurte van € 25.000,00’.Op 24 mei 2017 om 14.45 uur heeft [verweerster] de beschikking aan [de vennootschap] laten betekenen. Op 30 mei 2017 is [verweerster] weer gaan werken. Het gehele betoog van [verweerster] is erop gebaseerd dat [de vennootschap] haar onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld de werkzaamheden te verrichten die zij voorheen verrichtte en dat [verweerster] haar werkplek heeft gewijzigd.