Het hof komt tot de volgende beoordeling.
De vrouw beroept zich op een door de man gepleegde onrechtmatige daad (art. 6:162 BW).
In hoger beroep gaat het alleen nog om de vraag of de vrouw de daarvoor vereiste schade heeft geleden. De man heeft geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat hij, door na te laten de vrouw de nodige achterliggende informatie te verstrekken over de waarde van de echtelijke woning en de hoogte van de restant-hypotheekschuld, de vereiste zorgvuldigheid die (gewezen) echtgenoten in het kader van een op handen zijnde echtscheidingsprocedure van elkaar mogen verwachten niet heeft betracht. Dit staat derhalve in hoger beroep vast.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de vrouw hierdoor schade heeft geleden.
Het hof is van oordeel dat de woning in [plaats] buiten beschouwing moet blijven bij beantwoording van de vraag of de vrouw schade heeft geleden. Het gaat immers alleen om de schade die de vrouw heeft geleden door het onrechtmatig nalaten van de man, te weten het niet verstrekken van de nodige achterliggende informatie over de waarde van de echtelijke woning en de hoogte van de daarop rustende hypotheekschuld. In dat licht bezien, heeft het hiernavolgende te gelden.
Partijen verschillen van mening over de waarde van de echtelijke woning per peildatum.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de waarde van de woning niet gebaseerd kan worden op het op het e-mailbericht van [makalaars] getiteld “modelwaardes Driemasterstraat 4 per 15-8-2007”. In eerste aanleg noch in hoger beroep is gesteld of gebleken dat de makelaar het pand daadwerkelijk heeft gezien, terwijl dit eenvoudig te realiseren was, aangezien de vrouw er op dat moment woonachtig was. Een enkele “geveltaxatie” is daarom naar het oordeel van het hof volstrekt onvoldoende in het kader van de waardebepaling van de woning. Ook geeft het rapport van [makalaars] geen informatie over de staat van onderhoud van het pand op de peildatum, terwijl dit een belangrijke rol speelt bij de waardering van onroerend goed.
Gelet op het vorenstaande komt het hof tot het oordeel dat de vrouw de stelling van de man dat de woning ten tijde van de peildatum uitgeleefd en verwaarloosd was, niet voldoende gemotiveerd heeft betwist. Dit heeft tot gevolg dat het hof uit zal moeten gaan van de in het convenant opgenomen waarde van € 280.000,--.
Vast staat dat de restant hypotheekschuld op de peildatum geen € 280.000,-- bedroeg, zoals in het convenant was opgenomen, maar € 244.300,--. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld levert dit voor de vrouw een schade op van € 17.850,-- (€ 280.000,-- -/- € 244.300,-- = € 35.700,-- : 2 = € 17.850,--).