6.2.1.Het hof brengt in herinnering dat [geopposeerde] bij verstekarrest van 26 april 2016 werd toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen
“dat zij op 16 augustus 2013 contant een bedrag van € 2.600,-- aan [opposant] heeft teruggeven”. [geopposeerde] heeft zichzelf en haar zus [zus van geopposeerde] doen horen en een beroep gedaan op een (kopie en het origineel van) de schriftelijke verklaring met de titel “
Verklaring terugbetaling gestort giraal geld”.
Deze (getypte) verklaring luidt:
‘Heden, 16 augustus 2013 verklaren wij: ik[geopposeerde]en[opposant]in vertegenwoordiging van de getuigen [zus van geopposeerde] en [getuige] het volgende:
Op 05 juli 2013 (2000 euro) en 31 juli 2013 (600 euro) heeft de heer [opposant] een geldbedrag groot: te weten 2600 euro, gestort op de bankrekening van mevrouw [geopposeerde] .
Dit geldbedrag te weten 2600 euro is contant teruggegeven aan de heer [opposant] in aanwezigheid van getuigen:[zus van geopposeerde]en[getuige].
Het bovengenoemd geldbedrag is geteld en geverifieerd als zijnde 2600 euro door de vier aanwezigen: [geopposeerde] , [opposant] , [zus van geopposeerde] en [getuige] .
De heer [opposant] erkend het geldbedrag (2600 euro) te hebben ontvangen en een (ondertekend) exemplaar van dit document te hebben ontvangen en ondertekend.’
Onder deze verklaring staan de namen van [geopposeerde] , [opposant] , [zus van geopposeerde] en [getuige] getypt. Onder elke naam staat een handtekening.
6.2.1.[geopposeerde] heeft op 27 juli 2016 als getuige verklaard (zie het arrest van 13 september 2016):
‘U vraagt mij of ik op 16 augustus 2013 een bedrag van € 2.600,- aan de heer [opposant] heb teruggegeven. Mijn antwoord daarop is ja. Ik heb dat bedrag betaald in de woonkamer van het huis van de heer [opposant] . Ik had met de heer [opposant] een afspraak gemaakt om langs te komen om dat bedrag terug te betalen. Op
16 augustus 2013 waren mijn zuster [zus van geopposeerde] en de heer [getuige] ook bij de heer [opposant] aanwezig. Ik had hen gevraagd om erbij te zijn als getuige dat ik het geld netjes aan de heer [opposant] had terugbetaald. De bijeenkomst bij de heer [opposant] duurde 10 tot 15 minuten. Er werd Nederlands gesproken, maar er is verder niet veel besproken.
Ik heb het bedrag van € 2.600,- contant aan de heer [opposant] betaald en wel in biljetten van 50 en 20 euro. Ik heb het geld voor de heer [opposant] uitgeteld.
U toont mij de ‘verklaring terugbetaling gestort giraal geld’. U zegt mij dat deze verklaring is gevoegd bij de memorie van grieven. Ik heb deze verklaring opgesteld en wel voordat ik naar de heer [opposant] ging. De heer [opposant] heeft deze verklaring gelezen voordat ik het geld aan hem overgaf. Hij vond het prima om de verklaring te ondertekenen. Nadat het geld was betaald hebben wij allen, dus ook mijn zus en de heer [getuige] , de verklaring bij de heer [opposant] thuis getekend. Voordat mijn zus haar handtekening plaatste heb ik in grote lijnen de inhoud van de verklaring voor mijn zus naar het Spaans vertaald. Mijn zus wilde weten waaronder zij haar handtekening plaatste.
(…).’
[zus van geopposeerde] heeft op 27 juli 2016 als getuige verklaard (zie het arrest van 13 september 2016):
‘(…)
U vraagt mij of mijn zus, hier aanwezig, op 16 augustus 2013 een bedrag van
€ 2.600,- aan de heer [opposant] heeft teruggegeven. Mijn antwoord daarop is ja. Mijn zus moest dat bedrag terugbetalen aan de heer [opposant] . [getuige] , mijn zus, de heer [opposant] en ikzelf waren toen aanwezig. (…)
(…)
Het bedrag van € 2.600,- is door mijn zus [geopposeerde] contant aan de heer [opposant] gegeven. Mijn zus heeft het geld op de tafel afgeteld. Het waren bankbiljetten, maar de waarde van de bankbiljetten weet ik mij niet meer te herinneren. De afspraak was bij de heer [opposant] thuis en duurde tien minuten. Mijn zus heeft de heer [opposant] betaald en toen zijn we weer gegaan.
(…)
U laat mij zien de ‘verklaring terugbetaling gestort giraal geld’, waarvan u zegt dat deze is gevoegd bij de memorie van grieven. Ik heb deze verklaring op 16 augustus 2013 bij de heer [opposant] getekend. Daarin is vastgelegd dat mijn zus € 2.600,- aan de heer [opposant] heeft betaald. De anderen hebben ook getekend. Met de anderen bedoel ik mijn zus, de heer [opposant] en de heer [getuige] . Mijn zus had deze verklaring al opgesteld en heeft hem meegenomen naar de bijeenkomst bij de heer [opposant] op 16 augustus 2013. Mijn zus heeft deze verklaring voor mij vertaald. Dat was dus bij de heer [opposant] . Ik heb pas getekend nadat mijn zus de verklaring had vertaald. Ook de anderen hebben pas getekend nadat het geld aan de heer [opposant] was teruggegeven. (…).’
[opposant] heeft in het kader van de contra-enquête zichzelf op 24 augustus 2017 doen horen.
Hij heeft het volgende verklaard:
‘Op 16 augustus 2013 zou ik geld hebben ontvangen van [geopposeerde] in aanwezigheid van getuigen. Het klopt dat ze bij mij is geweest op die dag, maar ze was alleen. We hebben gesproken over de geldlening. Zij ontkent weliswaar dat er een geldlening was, maar ik blijf erbij dat ik haar geld geleend heb. Zij heeft mij op die dag geen geld gegeven. Ze liet me een armband zien en zei dat die € 10.000,- waard was en dat ze die wilde verkopen, maar ze wist nog niet waar. Tot aan die verkoop zou ze mij honderd euro per maand aflossen op de geldlening. Ze heeft nooit iets afgelost. Ik heb haar nooit meer gezien. Ik weet dat ze een ander verhaal heeft en dus liegt één van ons.
Ik ben bekend met de “verklaring terugbetaling gestort giraal geld”. Ik zag die verklaring voor het eerst bij de behandeling in Bergen op Zoom. Ik kreeg hem thuisgestuurd van de griffier. Ik heb een dergelijke verklaring niet getekend en betwist de echtheid van mijn handtekening en de daargenoemde getuige [zus van geopposeerde] en [getuige] heb ik nooit gezien.
Na 16 augustus 2013 heb ik nog een aantal sms-en gekregen. In de laatste sms staat: ‘je doet maar wat je wil, van een kale kip kun je niet plukken’. Ik ben toen meteen naar een advocaat gegaan.