Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
27.Het verloop van de procedure
28.De verdere beoordeling
rapport B03”. De deskundige heeft verder een notitie bespreking reacties partijen op het conceptrapport opgesteld d.d. 5 april 2017. Het hof zal deze notitie hierna “
notitie 2” noemen. Het hof roept in herinnering dat in het tussenarrest van 22 maart 2016 in rov. 17.3 het hof de notitie van de deskundige van 4 maart 2015 heeft aangeduid als “de notitie”.
7 april 2017 9:19aan het hof en aan partijen bericht dat hij bij het antwoord op vraag 6.4, de laatste vraag, ten onrechte heeft gerefereerd aan zijn ‘expert judgement variant’. In zijn notitie 2 heeft hij op die vraag geantwoord “Het is onwaarschijnlijk dat de saneringskosten meer dan € 300.000,- zullen bedragen.” Het antwoord, aldus zijn genoemde e-mailbericht van 7 april 2017, moet echter gebaseerd worden op het saneringsplan van 3 april 2009 en staat bij vraag 5.5. Daar is € 554.238,- exclusief btw berekend. Het antwoord op vraag 6 wordt daarom “Het is zeer waarschijnlijk dat de saneringskosten meer dan € 300.000,- zullen bedragen.”, aldus de deskundige.
7 april 2017 10:00meegedeeld dat zijn bericht van 9:19 uur betrekking heeft op vraag 6 van het hof.
Vraag 1luidt als volgt: Hoe waarschijnlijk dan wel onwaarschijnlijk is het dat bij toepassing van de maatregelen genoemd in het saneringsplan van 3 april 2009, bezien vanuit dat moment, niet na tien jaar de saneringsdoelstelling zal zijn gehaald?
rapport B03heeft de deskundige geantwoord: “
dit is onwaarschijnlijk. De
notitie 2heeft de deskundige het volgende vermeld:
Vraag 2luidt als volgt: Hoe waarschijnlijk dan wel onwaarschijnlijk is dat bij toepassing van de maatregelen genoemd in het saneringsplan van 3 april 2009, bezien vanuit dat moment, pas na 30 jaar de saneringsdoelstelling zal zijn gehaald?
rapport B03heeft de deskundige geantwoord: “
dit is zeer onwaarschijnlijk. De saneringsdoelstelling van stabiele eindsituatie wordt waarschijnlijk eerder gehaald. Deze periode van 30 jaar is genoemd, omdat men volgens wetgeving 30 jaar de tijd heeft om tot een stabiele eindsituatie te komen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 1.”
notitie 2heeft de deskundige het volgende vermeld:
Vraag 3is door de deskundige in delen beantwoord.
B03heeft de deskundige geantwoord: “
de concentratie nikkel in het
B03heeft de deskundige geantwoord: “
ja, dit is juist. Uit de verontreinigingscontour blijkt een geringe mate van nalevering. De meting van 23 april 2013 in het grondwater uit peilbuis 103a vormt een aanwijzing voor geringe nalevering; deze concentratie is lager dan 15 ug/l, dit is lager dan de streefwaarde voor nikkel in grondwater. Normaliter spreek je bij bodemsanering van nalevering, indien sterke verontreiniging wordt gemeten.”
notitie 2heeft de deskundige het volgende vermeld:
Vraag 4luidt als volgt: Moeten de mogelijke kosten van leges voor lozing, elektriciteit en
rapport B03heeft de deskundige geantwoord: “
ja, deze kosten kunnen tot het totaal aan saneringskosten worden gerekend. Indien een overheid saneert, worden deze kosten niet aan zichzelf in rekening gebracht, maar voor het bedrijfsleven zijn het daadwerkelijke kosten.”
notitie 2heeft de deskundige vermeld:
Vraag: wilt u de legeskosten ook bij het antwoord op vraag 4 vermelden.
Vraag 5luidt als volgt: Indien u de vorige vraag met ja hebt beantwoord, kunt u een
de kosten voor de extra peilbuizen zijn onzeker, omdat niet zeker is dat meer peilbuizen nodig zullen zijn, verwacht wordt van niet.
- Een tijdsduur van sanering van twee jaar (saneringsplan) wordt plausibel geacht;
- Voor de berekening wordt een marge van 100% aangehouden: vier jaar saneren;
- Stel dat overdag actief wordt gepompt en ’s avonds de pomp (automatisch) wordt uitgeschakeld (intermitterend pompen), dan is de pompduur 1/3 x 4 jaar = 1,32 jaar;
- Het maximale pompdebiet is 10 m3/uur. Stel dat in praktijk gemiddeld 8 m3/uur gehaald wordt. In 1 jaar wordt dan gepompt: 365 dagen x 8 uur x 8 m3/uur = 23.360 m3/jaar. De kosten per jaar zijn daarvan € 172,98 + € 6.540,80 (namelijk 23.360 m3 x € 0,28/m) = € 6.713,78. Bij 1,32 jaar pompen zijn de totale werkelijke kosten hiervoor: 1,32 jaar x € 6.713,78/jaar = € 8.862,19.”
notitie 2heeft de deskundige vermeld:
5.1.Vraag: kunt u bevestigen dat er geen extra peilbuizen nodig zijn.
Vraag 6luidt als volgt: Wat is de mate van waarschijnlijkheid dat, bezien vanuit april 2009, de kosten van de sanering volgens het saneringsplan van 3 april 2009 meer dan € 300.000,- zullen bedragen (hoogst onwaarschijnlijk, onwaarschijnlijk, waarschijnlijk, of zeer waarschijnlijk)?
rapport B03heeft de deskundige geantwoord: “
dit is hoogst onwaarschijnlijk:
- de saneringskosten bij 10 jaar (ruim genomen) zijn op 171.335 euro begroot;
- de legeskosten bij concreet 1,32 jaar pompen (intermitterend) zijn € 8.862;
- de elektriciteitskosten (ruim genomen) zijn in 1,32 jaar: € 6.600.
notitie 2heeft de deskundige vermeld:
Vraag 6 (vragen zijn niet steeds samengevat):
e-mailbericht van 7 april 2017 9:19laat de deskundige weten:
Bij het gisteren nalezen van mijn eigen aanvullend deskundigenonderzoeksrapport (…) ontdekte ik dat ik bij het antwoord op vraag 6.4, de laatste vraag, ten onrechte heb gerefereerd aan mijn ‘expert judgement variant’.
Als schoon grondwater – 18 jaar na het wegnemen van de gresbuizen – na passeren van het verontreinigde pakket tot 2,4 keer zwaarder verontreinigd is dan de (zeer hoge) interventiewaarde, dan is er nalevering. Niemand kijkt echter naar deze meetgegevens, verscholen in de bijlagen van de bodemrapportage”. Het hof begrijpt voorshands dat de deskundige als antwoord op dit deel van vraag 3 geeft dat naar zijn mening nauwelijks of niet sprake is van nalevering, maar daarmee is in elk geval voor het hof geen directe, inhoudelijke en voldoende inzichtelijke reactie gegeven op het hierboven weergegeven betoog van [exploitatie maatschappij] .
Als schoon grondwater – 18 jaar na het wegnemen van de gresbuizen – na passeren van het verontreinigde pakket tot 2,4 keer zwaarder verontreinigd is dan de (zeer hoge) interventiewaarde, dan is er nalevering. Niemand kijkt echter naar deze meetgegevens, verscholen in de bijlagen van de bodemrapportage”. [exploitatie maatschappij] heeft hieromtrent stellingen betrokken in de processtukken/vindplaatsen genoemd in de nummers 34 en 35 van de akte na tussenarrest van [exploitatie maatschappij] van 19 april 2016 (in die nrs. 34-35 is verwezen naar de nummers 45 t/m 49, 77 t/m 82 en 131 t/m 138 van de memorie na deskundigenbericht). Waarom bent u van mening dat nalevering niet of nauwelijks plaatsvindt en waarom is het hiervoor vermelde betoog van [exploitatie maatschappij] (met inachtneming van de specifieke verwijzingen naar de opinie van Arcadis in bedoelde vindplaatsen voor zover die relevant zijn) naar uw gemotiveerde mening onjuist?