In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure betreffende de aanneming van werk. De appellanten, een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, hebben hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de vraag of de aannemer tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen bij de uitvoering van sloopwerkzaamheden. Tevens wordt de waarschuwingsplicht van de aannemer onder de loep genomen, zoals vastgelegd in artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek.
De procedure in eerste aanleg heeft geleid tot vonnissen op 4 februari 2016 en 22 september 2016, waarin de appellanten als gedaagden in conventie en eisers in reconventie zijn aangemerkt. De geïntimeerde, een vennootschap, heeft de appellanten gedagvaard en is als eiseres in conventie en verweerster in reconventie opgetreden. Het hof heeft de appellanten in de gelegenheid gesteld om pleidooi te houden, waarbij de datum voor het pleidooi is vastgesteld op 10 april 2018. Het hof heeft verder bepaald dat de advocaat van de appellanten binnen twee weken na de datum van het arrest een kopie van het volledige procesdossier moet indienen bij het hof. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2017.