ECLI:NL:GHSHE:2017:5493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
200.220.218_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de formele procespartij in een onderbewindstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Weller Wonen. De procedure betreft een geschil over herstel- en reparatiekosten die verband houden met de onderbewindstelling van [appellant]. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de bewindvoerder van [appellant] als formele procespartij aangemerkt, terwijl [appellant] zelf in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft in zijn rolbeslissing van 5 september 2017 overwogen dat de bewindvoerder in eerste aanleg niet als formele procespartij heeft opgetreden, maar als gemachtigde van [appellant]. Dit roept de vraag op of [appellant] zelf ook als formele procespartij kan optreden in het hoger beroep. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom de bewindvoerder niet als formele procespartij in hoger beroep optreedt. Weller Wonen heeft betoogd dat zij [appellant] en niet de bewindvoerder in rechte heeft betrokken, omdat zij niet op de hoogte was van de onderbewindstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van Weller Wonen betrekking heeft op het vermogen van [appellant] en dat de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden. Het hof heeft de zaak aangehouden voor een akte van [appellant] om te bevestigen dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt. De uitspraak is gedaan op 12 december 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.220.218/01
arrest van 12 december 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. J. Cortet te Utrecht,
tegen
Stichting Weller Wonen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: Weller Wonen,
advocaat: mr. M.W.M. van Doorn te Maastricht,
als vervolg op de door het hof gegeven rolbeslissing van 5 september 2017 in het hoger beroep van het – onder zaaknummer 5393788\CV EXPL 16-8734 – gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 19 april 2017.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 5 september 2017;
  • de akte uitlaten van [appellant] ;
  • de akte uitlating van Weller Wonen.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In genoemde rolbeslissing is overwogen dat uit het bestreden vonnis blijkt dat de procedure in eerste aanleg is gevoerd tussen de Stichting Weller Wonen en [de bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerster over de goederen van [appellant] , terwijl de procedure in hoger beroep aanhangig is gemaakt door [appellant] zelf en niet door de bewindvoerster. Gezien Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, is appellant ( [appellant] ) in de gelegenheid gesteld toe te lichten waarom de bewindvoerster in hoger beroep niet als formele procespartij optreedt.
2.2.
In zijn akte uitlaten voert [appellant] aan dat hij in eerste aanleg door Weller Wonen als gedaagde is aangemerkt en gedagvaard. Omdat hij ook is veroordeeld, meent [appellant] dat (ook) hij als formele procespartij heeft te gelden. Volgens [appellant] heeft de bewindvoerder zich in de procedure in eerste aanleg niet gesteld als formele procespartij, maar als gemachtigde van hem, [appellant] , en heeft zij namens hem verweer gevoerd. In de visie van [appellant] laat dit echter onverlet dat hij zelf ook bevoegd is om rechtshandelingen te verrichten.
Verder voert [appellant] aan dat de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014 ziet op de positie en bevoegdheden van de bewindvoerder en niet betekent dat de rechthebbende in het geheel niet meer bevoegd zou zijn om rechtshandelingen te verrichten in situaties waarin de bewindvoerder daartoe ook bevoegd is. Bovendien heeft de bewindvoerder [appellant] (voor zover vereist) toestemming gegeven om in hoger beroep te komen tegen de uitspraak in eerste aanleg.
Voor het geval aangenomen zou moeten worden dat de bewindvoerder wel als formele procespartij in eerste aanleg zou hebben te gelden, stelt [appellant] zich op het standpunt dat dan ook geldt dat de bewindvoerder in rechte kan verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. Hetgeen de bewindvoerder ook zal doen wanneer het hof van oordeel mocht zijn dat de bewindvoerder als formele procespartij heeft te gelden.
2.3.
In reactie op de akte van [appellant] voert Weller Wonen aan dat zij [appellant] en niet diens beschermingsbewindvoerder in rechte heeft betrokken omdat zij niet van het beschermingsbewind op de hoogte was en ook niet kon zijn, nu dit tot op heden (28 september 2017) niet blijkt uit het curatele- en bewindregister. Weller Wonen is van mening dat de onderhavige kwestie, een geldvordering van Weller Wonen op [appellant] , de onder bewind gestelde goederen raakt en dat daarom enkel de beschermingsbewindvoerder als formele procespartij hoger beroep kan instellen en niet de rechthebbende. Zij refereert zich aan het oordeel van het hof.
2.4.
Bij de beoordeling stelt het hof voorop dat vast staat dat sprake is van onderbewindstelling en dat de onderhavige vordering tot betaling van herstel- en of reparatiekosten betrekking heeft op het vermogen van [appellant] waarover het ingestelde bewind zich uitstrekt. Een gerechtelijke procedure over zo'n vordering kan op grond van het bepaalde in artikel 1:441 BW slechts door of tegen de bewindvoerder, die [appellant] als onderbewindgestelde in en buiten rechte vertegenwoordigt, worden ingesteld. De bewindvoerder treedt dan in het geding op als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende ( [appellant] ).
2.5.
In eerste aanleg heeft Weller Wonen [appellant] gedagvaard, maar heeft de kantonrechter kennelijk, zonder daar een overweging aan te wijden, in lijn met HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525 de bewindvoerder van [appellant] , die in de procedure schriftelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, in plaats van [appellant] als formele procespartij aangemerkt. Zoals uit het rechtsoverweging 2.4 volgt, had de bewindvoerder als formele procespartij ook het hoger beroep moeten instellen. Dat als niet betwist moet worden aangenomen dat de bewindvoerder [appellant] toestemming heeft gegeven om zelf hoger beroep in te stellen, maakt dat niet anders. Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen bij akte een verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt. Voor enig ander doel is deze akte niet bestemd. Een antwoordakte wordt niet verwacht.
2.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 9 januari 2018 voor akte aan de zijde van [appellant] met het hiervoor onder 2.5 vermelde doel (geen antwoordakte);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2017.
griffier rolraadsheer