Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 juni 2017 waarin het hof de zaak heeft verwezen naar een kamer van dit hof die belast is met de behandeling van verzoekschriften en heeft bevolen dat dat de procedure met inachtneming van de regels van de verzoekschriftprocedure wordt voortgezet;
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 juli 2017;
- het procesdossier van de eerste aanleg (zonder proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg), ingekomen ter griffie op 9 augustus 2017;
- het verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 13 september 2017;
- een V6-formulier van [de vennootschap] met productie 9, ingekomen ter griffie op 27 september 2017;
- een brief van [appellante] met aanvullend verzoek en producties 8 tot en met 12, ingekomen ter griffie op 10 oktober 2017;
- een V6-formulier van [appellante] met productie 13, ingekomen ter griffie op 17 oktober 2017;
- een fax van [appellante] met nogmaals het aanvullend verzoek en de producties 8 tot en met 13, ingekomen ter griffie op 25 oktober 2017;
- een fax van [de vennootschap] met productie 10, ingekomen ter griffie op 25 oktober 2017;
- [de vennootschap] , bijgestaan door mr. Dammingh voornoemd;
- de ter zitting door beide advocaten overgelegde pleitaantekeningen en de door mr. Dammingh overgelegde kleurenuitdraai van productie 8 bij het verweerschrift.
2.De beoordeling
- U hebt uw zus onrechtmatig spaarpunten toegekend door bij aankopen waarbij klanten afzagen van sparen handmatig de gegevens van uw zus op te zoeken in het kassasysteem en de punten toe te voegen aan het pasnummer van haar Privilege Pas, zonder dat u daartoe gerechtigd of gemachtigd was of anderszins daarvoor toestemming had gekregen;
- U hebt op deze wijze klanten die niet in het bezit waren van een privilegepas ten onrechte 10% korting geven op de door hen aangekochte producten;
- Uw zus heeft door de ten onrechte toegekende punten waardebonnen ontvangen van € 5,- per bon. Op deze manier heeft zij door uw toedoen in totaal tenminste 14 waardebonnen onterecht ontvangen;
- In uw verklaring geeft u aan dat u uw zus opdracht heeft gegeven om de waardebonnen die zij onterecht heeft ontvangen op haar huisadres weg te gooien omdat u daar volgens eigen zeggen beide geen recht op hebben;
- Vervolgens heeft u zelf 4 van deze waardebonnen verzilverd bij eigen aankopen van producten in de afgelopen 2 maanden, terwijl u vooraf wist dat u daar geen recht op had;
- De waardebonnen die u heeft verzilverd blijken bijna één jaar oud en bijna verlopen te zijn. U heeft hierover verklaart dat u deze waardebonnen van uw zus heeft ontvangen. Dit is tegenstrijdig met hetgeen u hierover eerst heeft verklaard namelijk dat u opdracht had gegeven om de waardebonnen weg te gooien omdat u wist dat u daar beide geen recht op hebben.
- U bent reeds in november 2014 in een persoonlijk gesprek in aanwezigheid van onder andere de heer [districtsmanager afdeling Derving en Veiligheid] (districtmanager) nadrukkelijk gewezen op de regels en procedures omtrent het gebruik van Privilege Pas.Wij hebben destijds geconstateerd dat u uw eigen Privilege Pas scande bij klanten die bij aankopen afzagen van punten sparen. Op deze manier heeft u onterecht punten toegeëigend en waarde cheques ontvangen. In dat gesprek is aangegeven dat uw handelswijze onacceptabel is en u hiervoor een waarschuwing ontvangt. Uw Privilege Pas is tijdens dat gesprek in overleg met u vernietigd zodat u deze niet meer zou kunnen misbruiken in de toekomst.
- Over bovengenoemde punten heeft u een volledige schriftelijke bekentenis afgelegd;
- U heeft de gedragsregels en/of de procedures en/of de instructies gegeven door of namens [de vennootschap] niet nageleefd, en daarmee heeft u uw plichten als werknemer op zeer grovelijke wijze veronachtzaamd;
- Het vertrouwen dat wij in u moeten kunnen stellen is hierdoor onherstelbaar geschaad. Gelet op het vorenstaande kan van ons redelijkerwijs niet gevergd worden het dienstverband met u te continueren.
gegeven ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven;
januari 2017, door [appellante] buitengerechtelijk is vernietigd, althans dit alsnog te
vernietigen;
Fraude Aanpak Detailhandel en/of enig ander register ongedaan te maken op straffe van
een dwangsom;
organisatiebreed op straffe van een dwangsom;
- [de vennootschap] te veroordelen tot betaling van:
• een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ad € 5.554,49 bruto, te
vermeerderen met de wettelijke rente;
- [de vennootschap] te veroordelen tot verstrekking van bruto-netto specificaties op straffe van een dwangsom;
- [de vennootschap] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek, de behoedzaamheid die bij het instellen van zulk onderzoek geboden kan zijn om geen onrust in het bedrijf van de werkgever te wekken, de eventuele noodzaak tot het inwinnen van rechtskundig advies en tot het verzamelen van bewijsmateriaal, en de door de werkgever in acht te nemen zorg om te vermijden dat, bij ongegrondbevinding van het vermoeden, de werknemer in zijn gerechtvaardigde belangen zou worden geschaad.
“In navolging van uw schorsing per 5 januari 2017, bevestigen wij hierbij het vervolggesprek van 9 januari 2017 met de heer [districtsmanager afdeling Derving en Veiligheid] (districtmanager) en de heer [bedrijfsrechercheur R&F Investigations] (bedrijfsrechercheur R&F Investigations), waarin wij u met directe ingang op staande voet hebben ontslagen.”
Voorts zijn er nog meer omstandigheden die erop wijzen dat [appellante] tijdens het gesprek op 9 januari 2017 op staande voet is ontslagen. De heer [districtsmanager afdeling Derving en Veiligheid] heeft tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat hij aan het eind van het gesprek enige tijd weg is geweest voor overleg over de vraag of [appellante] op staande voet ontslagen diende te worden en dat hij na terugkomst [appellante] op staande voet heeft ontslagen. Dat de heer [districtsmanager afdeling Derving en Veiligheid] aan het eind van het gesprek 15 à 20 minuten is weggeweest is bevestigd door [appellante] en dit ondersteunt de stellingen van [de vennootschap] . Bovendien heeft de toenmalige gemachtigde van [appellante] van DAS Rechtsbijstand bij brief van 16 januari 2017 het volgende aan [de vennootschap] bericht: