ECLI:NL:GHSHE:2017:5394

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
200.205.470_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijdrage aan de kosten van de huishouding na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin is bepaald dat hij een bedrag van € 6.000,-- aan de vrouw moet betalen op grond van de huwelijkse voorwaarden. De partijen, die op 29 juli 2011 zijn gehuwd, hebben huwelijkse voorwaarden waaronder de kosten van de huishouding naar rato van hun inkomen moeten worden verdeeld. De man heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij voldoende heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding, ondanks dat hij onder budgetbeheer stond. De vrouw betwist deze stelling en stelt dat de man niet naar rato heeft bijgedragen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de vrouw over de jaren 2012 tot en met 2015 met een bedrag van € 13.560,-- te veel heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding. Het hof heeft geoordeeld dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn bijdragen aan de kosten van de huishouding en dat de enkele omstandigheid dat hij onder budgetbeheer stond, niet betekent dat hij naar rato van zijn inkomen heeft bijgedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 7 december 2017
Zaaknummer: 200.205.470/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/315667 FA RK 16-2925
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Plantenga,
tegen
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E. Sijnesael.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 december 2016, heeft de man verzocht voormelde beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat de man op grond van art. 2 van de tussen partijen geldende voorwaarden een bedrag van € 6.000,-- aan de vrouw zal voldoen, althans het door de man aan de vrouw te betalen bedrag nader te bepalen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 januari 2017, heeft de vrouw verzocht het hoger beroep van de man af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Plantenga namens de man;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Sijnesael.
2.3.1.
De man is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 20 oktober 2017;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 25 oktober 2017;
  • de ter zitting door de advocaat van de man overgelegde pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 29 juli 2011 met elkaar gehuwd.
3.2.
Voorafgaand aan hun huwelijk zijn partijen huwelijkse voorwaarden aangegaan, die onder meer de volgende bepaling bevat:
“KOSTEN DER HUISHOUDING.
Artikel 2.
(…)
1. De kosten van de huishouding, als bedoeld in art. 1:84 van het burgerlijk Wetboek, waaronder begrepen:
a. de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, van de door de echtgenoten geadopteerde kinderen, alsmede van de kinderen, die met beider toestemming in het gezin zijn opgenomen, wat de laatste kinderen betreft voorzover deze kosten niet ten lasten van derde komen;
b. de kosten van huisvesting, waaronder mede verstaan de rente van leningen of kredieten bestemd voor de financiering van het door beide echtgenoten gezamenlijk bewoonde woonhuis,
worden voldaan uit de netto-inkomens uit arbeid der echtgenoten naar evenredigheid daarvan.
Indien en voorzover gemelde inkomens niet toereikend zijn, is ieder der echtgenoten gehouden uit en naar evenredigheid van zijn of haar netto-inkomen uit vermogen en zonodig uit en naar evenredigheid van zijn of haar netto-vermogen het tekort aan te vullen.
(…)
7.
a. De echtgenoot, die in enig kalenderjaar meer heeft bijgedragen in de kosten van de huishouding dan zijn aandeel ingevolge het hiervoor bepaalde, heeft het recht het teveel bijgedragene terug te vorderen van de andere echtgenoot;
(…)”
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 22 februari 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man aan de vrouw zal voldoen een bedrag van € 6.000,-- op grond van art. 2 van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden.
3.4.
De man kan zich in zoverre met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De man heeft – kort samengevat – geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking voor zover de rechtbank daarin heeft beslist dat de man een bedrag van € 6.000,-- aan de vrouw dient te voldoen. De man heeft hiertoe één grief aangevoerd.
3.5.
De man stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man aan de vrouw een bedrag dient te voldoen op grond van art. 2 van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden.
De man voert daartoe, samengevat, het volgende aan.
Tot oktober 2015 werd het inkomen van de man beheerd door een budgetbeheerder. De man kreeg slechts een beperkt bedrag aan leefgeld en de bewindvoerder voldeed namens hem alle vaste lasten. De man heeft derhalve wel degelijk voldoende en naar rato van zijn (fluctuerend) inkomen bijgedragen aan de gezamenlijke kosten van de huishouding. Via budgetbeheer heeft de man daarnaast gezamenlijke schulden ter zake van achterstallige energienota’s en huurpenningen voldaan. Eind februari 2016 heeft de man nog een bedrag van € 1.000,-- en een bedrag van € 3.000,-- overgemaakt op de voormalige gemeenschappelijke bankrekening van partijen.
3.6.
De vrouw heeft de grief bestreden. Zij betwist de stellingen van de man dat hij alle vaste lasten heeft voldaan, gezamenlijke schulden heeft betaald en in februari 2016 een bedrag van in totaal € 4.000,-- naar de vrouw heeft overgemaakt.
Tijdens het huwelijk heeft de vrouw voor de man drie auto’s aangeschaft teneinde hem in staat te stellen de zorgregeling met zijn dochter na te komen.
De vrouw heeft ook na het eindigen van de relatie van partijen kosten van partijen en de huishouding voldaan. Omdat de man tegen de afspraken in de inboedel niet volledig had meegenomen, heeft zij voorts kosten moeten maken om de (voormalige) echtelijke woning leeg te halen. Daarnaast zijn de eindafrekeningen van de energieleveranciers door de vrouw voldaan.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden bevat een regeling voor de kosten van de huishouding die inhoudelijk overeenstemt met hetgeen is bepaald in art. 1:84 BW. Deze regeling houdt in dat de kosten van de huishouding ten laste komen van het gemene inkomen van de echtgenoten en, voor zover dit ontoereikend is, ten laste van hun eigen inkomens in evenredigheid daarvan. Voor zover de inkomens ontoereikend zijn, komen deze kosten ten laste van het gemene vermogen en, voor zover ook dit ontoereikend is, ten laste van de eigen vermogens naar evenredigheid daarvan.
3.7.2.
Ter onderbouwing van haar stelling dat de man minder heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding dan waartoe hij op grond van de huwelijkse voorwaarden gehouden is, heeft de vrouw bij voornoemd V6-formulier van 20 oktober 2017 een financieel overzicht overgelegd ter zake van de afzonderlijke bijdragen van partijen in de kosten van de huishouding betreffende de jaren 2012 tot en met 2016.
Met betrekking tot het jaar 2016 heeft de vrouw onvoldoende gesteld, zodat het hof ter beoordeling van de vraag of de man naar evenredigheid heeft betaald, zal uitgaan van de gegevens over de jaren 2012 tot en met 2015.
Teneinde te kunnen vaststellen of partijen naar rato van hun inkomen en/of vermogen hebben bijgedragen aan de kosten van de huishouding in de jaren 2012 tot en met 2015 dient te komen vast te staan i) de hoogte van de kosten van de huishouding in die periode, ii) het inkomen (en vermogen) van de man in die periode, iii) het inkomen (en vermogen) van de vrouw in die periode, iv) de uitgaven van de man aan de kosten van de huishouding in die periode en v) de uitgaven van de vrouw aan de kosten van de huishouding in die periode.
Kosten van de huishouding
Tussen partijen is niet in geschil dat de in het financieel overzicht vermelde vaste lasten over de jaren 2012 tot en met 2015 kosten van de huishouding zijn. Voor zover de man heeft gesteld dat de vrouw betaling van genoemde lasten slechts voor de periode vanaf 2015 heeft aangetoond, gaat het hof daaraan voorbij, nu gesteld noch gebleken is dat de man die lasten overigens voor zijn rekening heeft genomen.
Van genoemde overzicht zal het hof derhalve de navolgende posten in aanmerking nemen:
- huur € 21.115,04
- verzekeringen € 3.672,--
- energie € 12.950,--
- telefoon/internet/tv € 3.900,--
- lasten water/Vitens en Delta € 1.576,--Totaal vaste lasten: € 43.213,04
Voorts zal het hof de navolgende in het overzicht vermelde kosten van auto’s in aanmerking nemen, nu de man deze kosten niet, althans onvoldoende heeft betwist:
-
auto [kenteken 1] € 200,--
- auto [kenteken 2] € 1.000,--
- auto Volkswagen golf € 500,--
- auto Opel € 2.000,--
- auto Hyundai € 700,--
Totaal auto’s: € 4.400,--
De in het overzicht gestelde bijzondere lasten (eindafrekening [energie] Energie, laptop, asielkosten, ontruimingskosten […] en kosten bezwaar UWV), “voeding [kind 1] conform NIBUD norm” en “ [kind 2] conform Budget Support Norm” zal het hof buiten beschouwing laten, nu de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting van de man, niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat deze posten kosten van de huishouding betreffen.
De totale kosten van de huishouding in de periode van 2012 tot en met 2015 bedragen, gelet op het voorgaande, (43.213,04 + 4.400 =) € 47.613,04, hetgeen neerkomt op een gemiddeld bedrag van € 11.903,-- per jaar.
De inkomsten en uitgaven van partijen
3.7.3.
Het hof stelt voorop dat de enkele omstandigheid dat de man onder budgetbeheer heeft gestaan, niet reeds daarom betekent dat hij naar rato van zijn inkomen heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding. Om vast te kunnen stellen of de man daaraan naar rato van zijn inkomen en/of vermogen heeft bijgedragen, is vereist dat de man inzicht geeft in hoeveel van zijn inkomen door budgetbeheer aan de kosten van de huishouding is besteed, doch dit heeft de man nagelaten.
Het hof zal nu per jaar vaststellen of partijen naar evenredigheid van hun inkomen aan de kosten van de huishouding hebben bijgedragen. Daarbij gaat het hof uit van de inkomensgegevens zoals vermeld op genoemd financieel overzicht, behoudens de inkomensgegevens van de man over de jaren 2012 en 2015, voor welke jaren het hof uitgaat van de (lagere) inkomensgegevens zoals vermeld in de pleitnota van de advocaat van de man. Aan de inkomenszijde van de man houdt het hof daarnaast rekening met de in de jaren 2013 en 2014 (blijkens de overgelegde Definitieve berekening Toeslagen) aan partijen toegekende zorgtoeslag van € 127,-- respectievelijk € 1.557,--, welke bedragen, zo de vrouw ter zitting onbetwist heeft gesteld, door de man zijn ontvangen. Aan de inkomenszijde van de vrouw houdt het hof rekening met de in 2014 aan partijen toegekende huurtoeslag van € 2.234,--, welk bedrag door de vrouw is ontvangen.
Met betrekking tot de gerealiseerde bijdragen van de man aan de kosten van de huishouding gaat het hof eveneens uit van genoemd financieel overzicht.
2012
inkomen van de man: € 18.625,--,
inkomen van de vrouw: € 27.306,--,
totale inkomen: € 45.931,--,
evenredig aandeel kosten huishouding man: 16.625/45.931: (afgerond) 41% = € 4.880,--,
evenredig aandeel kosten huishouding vrouw: 27.306/45.931: (afgerond) 59% = € 7.023,--,
feitelijk aandeel man: € 4.911,-- = € 31,-- te weinig,
feitelijk aandeel vrouw derhalve: € 6.992,-- = € 31,-- te veel.
2013
inkomen van de man: € 16.256,-- + € 127,-- zorgtoeslag = € 16.383,--,
inkomen van de vrouw: € 23.678,--,
totale inkomen: € 40.061,--,
evenredig aandeel kosten huishouding man: 16.383/40.061: (afgerond) 41% = € 4.880,--,
evenredig aandeel kosten huishouding vrouw: 23.678/40.061: (afgerond) 59% = € 7.023,--,
feitelijk aandeel man: € 544,-- = € 4.336,-- te weinig,
feitelijk aandeel vrouw derhalve: € 11.359,-- = € 4.336,-- te veel.
2014
inkomen van de man: € 18.635,-- + € 1.557,-- zorgtoeslag = € 20.192,--,
inkomen van de vrouw: € 1.792,-- + € 2.234,-- huurtoeslag = € 4.026,--,
totale inkomen: € 24.218,--,
evenredig aandeel kosten huishouding man: 20.192/24.218: (afgerond) 83% = € 9.879,--,
evenredig aandeel kosten huishouding vrouw: 4.026/24.218: (afgerond) 17% = € 2.024,--,
feitelijk aandeel man: € 4.340,-- = € 5.539,-- te weinig,
feitelijk aandeel vrouw derhalve: € 7.563,-- = € 5.539,-- te veel.
2015
inkomen van de man: € 17.121,--,
inkomen van de vrouw: € 7.919,--,
totale inkomen: € 25.040,--,
evenredig aandeel kosten huishouding man: 17.121/25.040: (afgerond) 68% = € 8.094,--,
evenredig aandeel kosten huishouding vrouw: 7.919/25.040: (afgerond) 32% = € 3.809,--,
feitelijk aandeel man: € 4.440,-- = € 3.654,-- te weinig,
feitelijk aandeel vrouw derhalve: € 7.463,-- = € 3.654,-- te veel.
Schematisch weergegeven:
jaar
Inkomen man
Inkomen vrouw
Totaal inkomen
Evenredig aandeel man
Evenredig aandeel vrouw
Feitelijk aandeel man
Feitelijk aandeel vrouw
Vrouw teveel betaald
2012
18.625
27.306
45.931
41% = 4.880
50% = 7.023
4.911
6.992
31
2013
16.256 + 127 zt = 16.383
23.678
40.061
41% =
4.88
59% =
7.023
544
11.359
4.336
2014
18.635 + 1.557 zt.
= 20.192
1.792 +
2.234 ht.
= 4.026
24.218
83% =
9.879
17% =
2.024
4.34
7.563
5.539
2015
17.121
7.919
25.04
68% =
8.094
32% =
3.809
4.44
7.463
3.654
totaal
72.321
62.929
135.25
27.733
19.879
14.235
33.377
13.56
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat de vrouw over de jaren 2012 tot en met 2015 met een bedrag van € 13.560,-- te veel heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding. De rechtbank heeft de vordering van de vrouw om te bepalen dat de man aan haar een bedrag van € 6.000,-- dient te betalen op grond van art. 2 van de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden derhalve terecht toegewezen.
3.8.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het hof zal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.P.M. van Reijsen, G.J. Vossestein en C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.