In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de vraag of de Coöperatieve Rabobank U.A. bevoegd was om een koopovereenkomst te vernietigen op grond van een wilsgebrek, gebaseerd op een akte van cessie. De zaak was in hoger beroep ingeleid tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 20 juni 2016 was gewezen. De appellante, de Rabobank, had eerder als eiseres in conventie opgetreden en was verweerster in reconventie. De geïntimeerden bestonden uit verschillende vennootschappen, waaronder Drankenhuys Holding B.V. en Drankenhuys B.V.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de Rabobank pleidooi gevraagd. Het hof heeft de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven met producties en de memorie van antwoord met producties in overweging genomen. Het hof heeft besloten om het verzoek om een datum voor pleidooi te bepalen te honoreren en heeft een zitting vastgesteld op 16 april 2018. De zitting zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden tot na het pleidooi.
De uitspraak van het hof, die op 5 december 2017 openbaar werd gemaakt, is gedaan door de rechters O.G.H. Milar, A.J. Henzen en E.A.M. van Oorschot. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de reikwijdte van de bevoegdheid van de Rabobank in het kader van cessie en wilsgebreken behandelt.