ECLI:NL:GHSHE:2017:5318

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
200.192.010_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Samenwerkingsovereenkomst en aannemingsovereenkomst ten aanzien van de ontwikkeling en productie van een containerontlaadsysteem

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een samenwerkingsovereenkomst en een aannemingsovereenkomst met betrekking tot de ontwikkeling en productie van een containerontlaadsysteem. De appellante, een vennootschap gevestigd te [vestigingsplaats], heeft in principaal hoger beroep het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 januari 2016 aangevochten. De rechtbank had in dat vonnis geoordeeld over de geldigheid van de overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende verplichtingen. De appellante heeft in haar memorie van grieven onder andere aangevoerd dat er geen fatale termijnen zijn overschreden en dat er geen sprake is van verzuim. Tevens heeft zij gesteld dat de ontbinding van de overeenkomst buitengerechtelijk heeft plaatsgevonden en dat er sprake is van onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking. De geïntimeerde, een andere vennootschap gevestigd te [vestigingsplaats], heeft in incidenteel hoger beroep gegriefd tegen de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft het verzoek van de appellante om een datum voor pleidooi te bepalen gehonoreerd en een zitting vastgesteld op 5 april 2018. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot na het pleidooi.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.192.010/01
arrest van 5 december 2017
in de zaak van
[de vennootschap 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.B.A. Alkema te Breda,
tegen
[de vennootschap 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.P.E. de Brouwer te Roosendaal,
op het bij exploot van dagvaarding van 26 april 2016 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg van 27 januari 2016, gewezen tussen appellante in principaal hoger beroep als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde in principaal hoger beroep als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/263876/HAZA 13/345)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven, tevens houdende akte vermeerdering van eis met één productie;
  • de memorie van antwoord in het principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Appellante in principaal hoger beroep heeft pleidooi gevraagd.

3.De beoordeling

Het hof zal het verzoek om een datum voor pleidooi te bepalen honoreren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen gelegenheid wordt geboden voor pleidooi;
bepaalt dat daartoe zitting zal worden gehouden op
5 april 2018 om 13:00 uurin het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te ’s-Hertogenbosch;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Beurskens, M.A. Wabeke en A.J. Henzen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 december 2017.
griffier rolraadsheer