ECLI:NL:GHSHE:2017:5278
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw handelen en onvoldoende kans op nakoming van verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de weigering van de rechtbank Limburg om de appellant toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b en c van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat de appellant in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Daarnaast was er onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen.
De appellant had een totale schuldenlast van € 35.092,99, waaronder een preferente schuld aan de Belastingdienst en een schuld aan de Dienst Uitvoering Onderwijs. Het minnelijk traject was mislukt omdat niet alle schuldeisers met het aangeboden percentage hadden ingestemd. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij in staat is om aan de verplichtingen te voldoen en dat hij sinds geruime tijd stabiel is in zijn leven. Echter, het hof oordeelde dat de appellant nog steeds kampt met psychosociale problemen die niet voldoende beheersbaar zijn en dat er geen bewijs was van een stabiel sociaal vangnet.
Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de schuldeisers en de appellant zelf in overweging zijn genomen. De appellant kan in de toekomst opnieuw een verzoek indienen, maar op dit moment is toelating tot de schuldsaneringsregeling niet mogelijk.