ECLI:NL:GHSHE:2017:5177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
200.171.828_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in civiele procedure inzake vochtdoorslag en constructieschade

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van een civiele procedure waarin de appellant, vertegenwoordigd door mr. M. van Sintmaartensdijk, in geschil is met de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.W. Delsing. De zaak draait om de benoeming van een deskundige om vragen te beantwoorden over vochtdoorslag en mogelijke constructieschade aan de opstallen van de geïntimeerden. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg.

Het hof heeft in eerdere tussenarresten partijen verzocht om suggesties te doen over de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. De geïntimeerden hebben aangegeven dat zij de voorkeur geven aan een deskundige van buiten de provincie Limburg en hebben specifieke vragen geformuleerd over de oorzaak van de vochtdoorslag en de staat van de constructie. De appellant heeft eveneens voorstellen gedaan voor de benoeming van een deskundige en aanvullende vragen geformuleerd.

Het hof heeft uiteindelijk ir. P.P.J. Lahaye benoemd als deskundige en heeft hem specifieke vragen voorgelegd die hij moet beantwoorden. Tevens is er een voorschot van € 4.000,- vastgesteld voor de kosten van de deskundige, die door de geïntimeerden moet worden voorgeschoten. Het hof heeft de verdere procedure aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht, dat binnen drie maanden na de start van het onderzoek moet worden ingediend. De zaak is verwezen naar de rol van 27 maart 2018 voor verdere behandeling na ontvangst van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.171.828/01
arrest van 28 november 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. van Sintmaartensdijk te Maastricht,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.R.J.W. Delsing te Kerkrade,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 15 september 2015, 28 februari 2017 en 8 augustus 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer 3437249 CV EXPL 14-9998 gewezen vonnis van 13 mei 2015 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerden – in enkelvoud: [de geïntimeerden c.s.] – als eisers.

11.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 8 augustus 2017;
  • de akte uitlaten van [de geïntimeerden c.s.] ;
  • de akte na tussenarrest van [appellant] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

12.De verdere beoordeling

12.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlaten partijen over het aantal, de deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundig(n), alsmede voor het doen van suggesties over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen en heeft het hof iedere verdere beslissing aangehouden.
12.2.
Bij voornoemde akte uitlaten heeft [de geïntimeerden c.s.] aangegeven dat één deskundige buiten de provincie de voorkeur heeft. Daarnaast stelt [de geïntimeerden c.s.] dat het redelijk is dat beide partijen de kosten van deze deskundige bij helfte zullen voorschieten totdat definitief is beslist, te meer aangezien [de geïntimeerden c.s.] in eerste aanleg al een voorlopig deskundigenbericht heeft geëntameerd. Hij verzoekt voorts als vraag op te nemen of er sprake is van constructieschade aan de opstallen of aan de muur van [de geïntimeerden c.s.] en of er sprake is van (acuut) gevaar voor mens en dier. Tenslotte verzoekt [de geïntimeerden c.s.] de deskundige te instrueren dat hij heeft aangegeven dat de muur langzaamaan droger aan het worden is omdat [appellant] op zijn perceel een verandering heeft aangebracht in de grond en om de deskundige de eerdere twee onderzoeken in zijn of haar beraadslagingen mee te nemen.
12.3.
[appellant] heeft in voornoemde akte na tussenarrest aangegeven dat benoeming van één deskundige van buiten de provincie Limburg volstaat. [appellant] stelt voor om een deskundige verbonden aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw te benoemen en de volgende aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen:
- in welke mate waren de huidige vochtproblemen al aanwezig voor de verbouwing van [appellant] in 2010?
- hebben aanpassingen aan de berging door [de geïntimeerden c.s.] (onder andere vervanging van het dak) invloed op de vochtproblemen?
- is het gebruikelijk dat een berging als de onderhavige vochtvorming vertoont en in welke mate wijkt de huidige situatie van de normale situatie af?
- in hoeverre is de constructie van de muur van de berging aan de zijde van perceel [perceel] en de daar aanwezige erfafscheiding van invloed op de vochtdoorslag in de berging?
- in welke mate kan de vochtvorming in de berging van [de geïntimeerden c.s.] worden veroorzaakt door het feit dat de berging sinds de verbouwing niet meer geheel vrij staat en een groot deel van de dag in de schaduw staat?
- is er sprake van scheurvorming in de tuinmuur van [de geïntimeerden c.s.] en zo ja, wordt deze veroorzaakt door de verbouwing van [appellant] in 2010 of was deze mogelijk al eerder aanwezig?
12.4.
Het hof heeft de heer ir. P.P.J. Lahaye, wonende te [woonplaats] , lid-adviseur van het College van Arbiters van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, bereid en in staat gevonden om als deskundige op te treden. Ir. Lahaye heeft zijn voorschot bepaald op een bedrag van € 4.000,-. Het hof zal dit voorschot ten laste van [de geïntimeerden c.s.] brengen nu hij in eerste aanleg een vordering jegens [appellant] heeft ingesteld en het hof geen aanleiding ziet om thans tot verdeling van het voorschot over beide partijen over te gaan.
12.5.
In aanmerking genomen de door partijen gedane suggesties bepaalt het hof dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
1. Wat is de oorzaak van de vochtdoorslag c.q. wateroverlast op het perceel van [de geïntimeerden c.s.] ? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag de volgende (deel)vragen betrekken:
a. Vindt er watertransport plaats van het perceel van [appellant] naar het perceel van [de geïntimeerden c.s.] ?
i Zo ja, kunt u beschrijven op welke wijze dat watertransport van het perceel van [appellant] naar het perceel van [de geïntimeerden c.s.] plaatsvindt?
ii Zo ja, kan naar uw oordeel de loop van het watertransport van het perceel van [appellant] naar het perceel van [de geïntimeerden c.s.] gewijzigd zijn door de werkzaamheden aan en op het perceel van [appellant] in 2010?
iii Zo ja, kan door de werkzaamheden aan en op het perceel van [appellant] in 2010 de hoeveelheid water die wordt getransporteerd van het perceel van [appellant] naar het perceel van [de geïntimeerden c.s.] zijn gewijzigd?
iv Zo ja, kan de loop van het watertransport van het perceel van [appellant] naar het perceel van [de geïntimeerden c.s.] zijn beïnvloed door de aanleg van de drainagebuis op het perceel van [appellant] ?
v Zo ja, op welke wijze dringt het vocht de constructie van [de geïntimeerden c.s.] binnen en speelt de open vingerspouw aan de kopse kant en het aangebrachte folie daarbij een rol?
Is er een relatie tussen de door [de geïntimeerden c.s.] gestelde afname van de vochtschade sedert enige maanden en het open graven en open laten van de drainagebuis op het perceel van [appellant] ?
Is door [appellant] een deugdelijke water/vochtkering aangebracht?
Worden de huidige vochtproblemen veroorzaakt door de verbouwing van [appellant] in 2010?
Hebben aanpassingen aan de berging door [de geïntimeerden c.s.] (o.a. vervanging van het dak) invloed op de vochtproblemen?
Is het gebruikelijk dat een berging als de onderhavige vochtvorming vertoont en in welke mate wijkt de huidige situatie van de normale situatie af?
In hoeverre is de constructie van de muur van de berging aan de zijde van het perceel [perceel] en de daar aanwezige erfafscheiding van invloed op de vochtdoorslag in de berging?
In welke mate kan de vochtvorming in de berging van [de geïntimeerden c.s.] worden veroorzaakt door het feit dat de berging sinds de verbouwing niet meer geheel vrij staat en een groot deel van de dag in de schaduw staat?
2. Is er sprake van scheurvorming in de tuinmuur van [de geïntimeerden c.s.] en zo ja, wordt deze veroorzaakt door de verbouwing van [appellant] in 2010 of was deze mogelijk al eerder aanwezig?
a. a) Is er sprake van constructieschade aan de opstallen van [de geïntimeerden c.s.] of aan de muur?
b) Is er sprake van (acuut) gevaar voor mens en dier?
3. Welke maatregelen dienen er getroffen te worden om de vochtdoorslag c.q. wateroverlast op het perceel van [de geïntimeerden c.s.] op te lossen?
4. Welke kosten zijn gemoeid met het treffen van de maatregelen als bedoeld onder 3?
5. Op welke punten en waarom wijken uw conclusies af van de eerdere twee onderzoeken die zijn verricht?
6. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
12.6.
De deskundige dient er rekening mee te houden dat tijdens de mondelinge behandeling op 29 mei 2017 door [de geïntimeerden c.s.] is aangegeven dat de muur langzaam aan droger aan het worden is omdat [appellant] op zijn perceel een verandering heeft aangebracht in de grond. Hij heeft een kuil gegraven/andere afvoer aangebracht.
12.7.
De deskundige dient eventuele nadere informatie die hij nodig heeft en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. De deskundige wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
Indien de deskundige voor het onderzoek gebruik maakt van informatie van derden, dient hij daarvan melding te maken in het rapport. Het hof wijst er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij.
12.8.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

13.De uitspraak

Het hof:
13.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 12.5 van dit arrest geformuleerde vragen;
13.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer ir. P.P.J. Lahaye
Postbus [postbus]
[postcode] [kantoorplaats]
[netnummer + telefoonnummer]
[mailadres]
13.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
13.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
13.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
13.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
13.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
13.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
13.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 4.000,- tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
13.10.
bepaalt dat partij [de geïntimeerden c.s.] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
13.11.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
13.12.
benoemt mr. J.J. Verhoeven tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
13.13.
verwijst de zaak naar de rol van 27 maart 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
13.14.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
13.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.J. Verhoeven en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 november 2017.
griffier rolraadsheer