Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- dat de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] , en dus de moeder, binnen vier weken dient terug te verhuizen naar [plaats 1] , dan wel naar een plaats gelegen binnen een straal van
- dat een voor de contacten van de man met [minderjarige] een tweewekelijkse zorg- en contactregeling wordt vastgesteld, inhoudende dat [minderjarige] in week 1 vanaf vrijdag 18.00 uur tot woensdag 18.00 uur bij de man verblijft, en in week 2 van zondag 18.00 uur tot dinsdag 18.00 uur;
- dat de moeder een dwangsom wordt opgelegd van € 200,- per dag voor iedere dag of dagdeel dat zij niet voldoet aan de te wijzen beschikking.
- de vader, bijgestaan door mr. Vossen;
- de moeder, bijgestaan door mr. Schoor;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 4 oktober 2016 (via mr. Vossen);
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 15 juni 2017;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 16 juni 2017;
- de ter zitting door partijen overgelegde pleitnotities.
3.De beoordeling
.
- [minderjarige] aan de moeder toevertrouwd;
- een zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige] volgens een tweewekelijkse regeling bij de vader zal verblijven, de eerste week van maandag 9.00 uur tot woensdag 9.00 uur en de tweede week van zondag 9.00 uur tot dinsdag 18.00 uur.
Hoe langer [minderjarige] in [plaats 2] blijft, des te moeilijker wordt het om te bepalen dat [minderjarige] terug moet keren naar [plaats 1] . In zoverre is de schade reeds toegebracht.
De moeder had zonder meer met de vader in overleg moeten treden over de verhuizing; de boosheid van de vader is in zoverre heel begrijpelijk.
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige te verzachten en/of te compenseren;
- de leeftijd van de minderjarige en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving;
- de te overbruggen afstanden;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg, waaronder de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de verhuizende ouder.
4.De beslissing
18 oktober 2016;