Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
: zijn] aldaar sociaal verzekerd.
bezoekverslag] opdrachtgever’ opgemaakt en bij de gedingstukken gevoegd. Hierin is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
1.7. Is door opdrachtnemer een offerte gemaakt? (…)
- Hij in de jaren 2010, 2011 en 2012 zaken heeft gedaan met [belanghebbende] BVBA (hierna [belanghebbende] ) namens [H] B.V. (hierna: [H] );
- Hij [belanghebbende] in 2010 heeft benaderd om voor [H] werkzaamheden te verrichten in Nederland;
- [belanghebbende] als onderaannemer werkzaam was in projecten van [H] ;
- [H] per project aangaf welke werkzaamheden moesten gebeuren en dat [belanghebbende] deze opdracht in eigen beheer uitvoerde;
- Het toezicht op deze werkzaamheden in eerste instantie plaatsvond door een leidinggevende van [belanghebbende] ;
- [H] een eindcontrole uitvoerde zodat het project definitief opgeleverd kon worden;
- Bij oplevering de leidingen werden afgeperst en [belanghebbende] tekende voor het feit dat geen lekkage aanwezig was. Als later bleek dat toch een lekkage aanwezig was, draaide [belanghebbende] op voor de kosten;
- [H] de materialen beschikbaar stelde voor de uit te voeren opdracht maar dat [belanghebbende] met eigen gereedschap het werk uitvoerde;
- [belanghebbende] zelf bepaalde met welke mensen de opdracht werd uitgevoerd;
- [belanghebbende] liep in eigen kleding rond en niet in kleding van [H] ;
- Bij ziekte zorgde [belanghebbende] zelf voor vervanging;
- De werknemers van [belanghebbende] gezamenlijk aan het aangenomen project werkten.
- Er in de relatie tussen [belanghebbende] en [H] geen sprake is van het uitlenen van personeel, maar van onder aanneming;
- Er geen sprake was van een gezagsverhouding tussen [H] en de werknemers van [belanghebbende] .”.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, voor zover het de naheffingsaanslag, de boetbeschikking en de beschikking heffingsrente over het jaar 2010 betreft;
- verklaart het hoger beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze uitspraak ziet op de met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente;
- verklaart de beroepen die belanghebbende bij de Rechtbank heeft ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot de over de jaren 2011 en 2012 opgelegde naheffingsaanslagen, boetbeschikkingen en beschikkingen heffingsrente gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot de over de jaren 2011 en 2012 opgelegde naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente;
- vermindert de over het jaar 2011 opgelegde naheffingsaanslag tot een bedrag van € 7.036;
- vermindert de over het jaar 2012 opgelegde naheffingsaanslag tot een bedrag van € 8.460;
- vermindert de over het jaar 2011 opgelegde boetebeschikking tot een bedrag van € 351;
- vermindert de over het jaar 2012 opgelegde boetebeschikking tot een bedrag van € 423;
- vermindert de beschikkingen heffingsrente over de jaren 2011 en 2012 dienovereenkomstig;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van het behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrag van € 497 vergoedt; en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 990.