Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De onderhavige zaak heeft eerder op zitting gestaan, maar er heeft toen geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden .
- [appellante] , bijgestaan door mr. Engwegen,
- [appellant (200.209.849_01)] , hierna te noemen: [appellant (200.209.849_01)] , bijgestaan door mr. A. van den Eshoff,
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
- mevrouw [beschermingsbewindvoerder] in haar hoedanigheid van informante, hierna te noemen:
3.De beoordeling
Van een wending ten goede is dan ook geen enkele sprake waardoor het alsnog verlenen van een schone lei, zoals door [appellante] primair is verzocht, naar het oordeel van het hof dan ook geenszins in de rede ligt. Dit temeer nu uit de door [appellante] zelf overgelegde stukken bovendien ook zonder meer kan worden afgeleid dat de bewindvoerder haar reeds vanaf het tweede verslag van 30 augustus 2014 nadrukkelijk heeft gewezen op haar gebrekkige nakoming van de informatie- en sollicitatieplicht en deze mededeling in de daarop volgende verslagen steevast en in almaar dwingendere bewoordingen heeft herhaald. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de geconstateerde tekortkomingen [appellante] niet kunnen worden toegerekend als bedoeld in artikel 354 lid 1 Fw noch dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 354 lid 2 Fw.