3.5.1.Het hof zal aan de hand van de zgn. Spijkerscriteria uit het arrest Spijkers/Benedik (HvJ EG 18 maart 1986, ECLI:EU:C:1986:127) de omstandigheden van dit geval beoordelen.
In dat arrest is onder meer het volgende overwogen:
‘(…) Uit de opzet van richtlijn nr. 77/187 en de bewoordingen van art. 1 lid 1 blijkt immers dat de richtlijn ten doel heeft, ook bij verandering van ondernemer de continuïteit van de in het kader van een bedrijf bestaande arbeidsverhoudingen te waarborgen. Voor het antwoord op de vraag, of er sprake is van een overgang in de zin van de richtlijn, is dus het beslissende criterium, of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft.
(….)
In een geval als het onderhavige moet (…) worden onderzocht, of het gaat om de vervreemding van een lopend bedrijf, wat met name kan blijken uit het feit dat de exploitatie ervan in feite door de nieuwe ondernemer wordt voortgezet of hervat met dezelfde of soortgelijke bedrijfsactiviteiten. Om vast te stellen of aan deze voorwaarden is voldaan, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals
- de aard van de betrokken onderneming of vestiging,
- het al dan niet overdragen van de materiële activa zoals gebouwen en roerende goederen,
- de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht,
- het al dan niet overnemen van vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer,
- het al dan niet overdragen van de klantenkring,
- de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen,
- en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten.
Al deze factoren zijn evenwel slechts deelaspecten van het te verrichten globale onderzoek en mogen daarom niet elk afzonderlijk worden beoordeeld.’
De volgende omstandigheden staan vast, mede op grond van hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door partijen is geantwoord op vragen van het hof.
- [de vennootschap 2] was een kapitaalintensieve onderneming; [de vennootschap 2] had twee personeelsleden en hield zich bezig met het fokken en houden van varkens.
- [de vennootschap 1] heeft volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel geen personeel in dienst en heeft als activiteiten beleggingsinstellingen met beperkte toetreding en bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed, het houden van aandelen en het voeren van de directie over andere vennootschappen, alsmede exploitatie van onroerende zaken.
- De activiteiten van [de vennootschap 3] zijn het fokken en houden van varkens, uitoefening agrarische onderneming.
- De bedrijfsgebouwen (varkenstallen) van [de vennootschap 2] zijn geleverd aan [de vennootschap 1] . In/bij die gebouwen bevond zich een verouderde voerinstallatie, die door [de vennootschap 1] is gesloopt. Ook is een beregeningsbron met vergunning geleverd aan [de vennootschap 1] . In de mestkelder bevond zich ten tijde van de overdracht enige mest.
- De energiecontracten van [de vennootschap 2] (aardgas en elektra) zijn overgenomen door [de vennootschap 1] .
- Het mestleveringscontract zou volgens de koopovereenkomst overgenomen worden, doch het betrokken mestbedrijf heeft die overeenkomst niet met [de vennootschap 1] voortgezet.
- [de vennootschap 1] heeft geen inventaris en voorraden overgenomen van [de vennootschap 2] .
- [de vennootschap 1] heeft geen levende have (gelten, biggen etc.) overgenomen van [de vennootschap 2] .
- [de vennootschap 1] heeft geen klanten overgenomen van [de vennootschap 2] .
- [de vennootschap 1] heeft geen personeel overgenomen van [de vennootschap 2] .
- [de vennootschap 1] heeft geen goodwill aan [de vennootschap 2] betaald.
- [de vennootschap 3] heeft niets overgenomen van [de vennootschap 2] .
- [de vennootschap 2] heeft op last van de bank het bedrijf ‘leeggedraaid’ in de periode juni tot eind augustus 2016.
- [de vennootschap 1] is de (verouderde) varkensstallen aan het verbouwen, er is inmiddels één afdeling klaar.
- [de vennootschap 3] heeft deze afdeling in februari 2017 in gebruik genomen.
3.5.2.Gezegd kan worden dat sprake is van gelijksoortige ondernemingen van [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] , omdat het verschil in bedrijfsvoering zoals door partijen benoemd (de aankoop van gelten tegenover de eigen opfok van gelten) niet zodanig groot is dat niet van gelijksoortige bedrijfsactiviteiten kan worden gesproken. In beide gevallen was/is sprake van het opfokken en houden van varkens.
Echter deze bedrijfsactiviteiten werden en worden niet door [de vennootschap 1] ontplooid, zodat alleen al daarom niet van een overgang van onderneming van [de vennootschap 2] naar [de vennootschap 1] kan worden gesproken. Aan [de vennootschap 1] is geen varkensbedrijf in de zin van bedrijfsactiviteiten overgedragen, maar de (lege) varkensstallen met een (verouderde) voerinstallatie, een beregeningsbron en energieleveringscontracten. De vermelding ‘zeugenbedrijf’ in de koopovereenkomst kan daarom niet anders worden begrepen dan dat daarmee de bedrijfsgebouwen (varkensstallen) zijn bedoeld. Anderszins is gesteld noch aangetoond.
Maar ook als de activiteiten in [de vennootschap 3] van belang zouden zijn voor de beoordeling of sprake is van een overgang van onderneming, dan nog is het hof van oordeel dat dat niet het geval is. Uit de voormelde omstandigheden blijkt immers dat de bedrijfsuitoefening van [de vennootschap 2] geheel is beëindigd; het bedrijf was op last van de bank eind augustus 2016 ‘leeggedraaid’. Er is, behalve de bedrijfsgebouwen met voerinstallatie en beregeningsbron met vergunning en de energiecontracten, niets aan [de vennootschap 1] geleverd, terwijl er in het geheel niets, ook niet indirect, door [de vennootschap 2] aan [de vennootschap 3] is geleverd. Laatstgenoemd bedrijf is in februari 2017 gestart met nieuwe levende have, andere klanten, een andere voerleverancier en een andere mestafnemer.
Onder die en de hiervoor beschreven omstandigheden is geen sprake van een bewaard gebleven identiteit en dus ook niet van een overgang van onderneming. Het Klarenberg-arrest, als dat al van toepassing zou zijn, behoeft daarom geen bespreking.
Het bewijsaanbod van [verweerder] passeert het hof als te vaag en niet ter zake doende.