ECLI:NL:GHSHE:2017:4585

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
16/03931
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de Rechtbank in belastingzaak betreffende WOZ-beschikkingen en aanslagen rioolheffing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heer [belanghebbende] tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, die op 2 november 2016 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft de WOZ-beschikkingen en aanslagen rioolheffing die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de woning en het bedrijfspand gelegen aan de [a-straat] 19 te [woonplaats]. De Heffingsambtenaar had eerder de WOZ-beschikkingen en de aanslagen vernietigd na een bezwaarschrift van belanghebbende, met als doel een nieuwe beschikking en aanslagen op te leggen gebaseerd op een juiste objectafbakening. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar bevoegd was om fouten in de objectafbakening te herstellen, en dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende geen belang meer had bij het door hem ingestelde beroep, gezien de vernietiging van de WOZ-beschikkingen en aanslagen. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 16/03931
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 2 november 2016, nummer SHE 16/570, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente ‘s-Hertogenbosch,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de hierna te noemen aanslagen rioolheffing.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gegeven, waarbij de waarde van de woning gelegen aan de [a-straat] 19 te [woonplaats] (hierna: de woning) per waardepeildatum 1 januari 2014 is vastgesteld op € 329.000. Voorts is, tegelijkertijd, aan belanghebbende een waardebeschikking gegeven ter zake van het bedrijfspand gelegen aan de [a-straat] 19 te [woonplaats] (hierna: het bedrijfspand), waarbij de waarde per waardepeildatum 1 januari 2014 is vastgesteld op € 583.000 (hierna samen: de beschikkingen). Tegelijkertijd met de beschikkingen zijn zowel ter zake van de woning als ter zake van het bedrijfspand afzonderlijk een aanslag rioolheffing eigendom en een aanslag rioolheffing gebruik ter hoogte van € 62,40 respectievelijk € 46,56 aan belanghebbende opgelegd (hierna: de aanslagen rioolheffing). De beschikkingen en aanslagen rioolheffing zijn verenigd in één aanslagbiljet met aanslagnummer [aanslagnummer] en dagtekening 28 februari 2015.
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 15 januari 2016, de aanslagen rioolheffing vernietigd.
1.3.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 6 september 2017 te ‘s-Hertogenbosch.
Aldaar is toen verschenen en gehoord, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A] .
1.6.
Belanghebbende noch zijn gemachtigde is verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 12 juli 2017, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.
Hieruit volgt dat de uitnodiging op 13 juli 2017 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.
1.7.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1.
Naar aanleiding van de aan belanghebbende gegeven beschikkingen en tegelijkertijd met de beschikkingen aan belanghebbende opgelegde aanslagen rioolheffing heeft belanghebbende telefonisch contact opgenomen met de heer [B] (hierna: de heer [B] ), een medewerker van de afdeling belastingen van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De heer [B] heeft naar aanleiding van dit gesprek op 11 maart 2015 het volgende e-mailbericht aan belanghebbende verzonden:

U kunt middels het beantwoorden van deze email bezwaar aantekenen tegen de aanslag met nummer [aanslagnummer] . In het telefoongesprek hebt u aangegeven dubbel te zijn aangeslagen voor de rioolheffing. De panden hadden samengevoegd moeten worden zodat u maar 1 x rioolheffing betaald. Verder hebt u aangegeven dat de gemeente Maasdonk vorig jaar 1 x rioolheffing heeft vernietigd.”.
2.2.
Belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 31 maart 2015 gereageerd op het bericht van de heer [B] . De inhoud van het e-mailbericht van 31 maart 2015 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Via deze mail wil ik bezwaar maken tegen aanslag nummer [aanslagnummer] . De rioolheffing staat er dubbel op. Graag deze in mindering brengen.
De laatste twee jaar heeft de gemeente Maasdonk dit ook in mindering gebracht. (…)”.
2.3.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 15 januari 2016 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslagen rioolheffing vernietigd. De beschikkingen en de overige op het aanslagbiljet met aanslagnummer [aanslagnummer] vermelde aanslagen gemeentelijke heffingen zijn bij dezelfde uitspraak eveneens vernietigd. In voornoemde uitspraken op bezwaar is onder meer het volgende opgenomen:
“Samenvatting van uw bezwaar:
De aanslag Rioolheffing staat ten onrechte tweemaal op het aanslagbiljet vermeld. De laatste twee jaar heeft de voormalige gemeente Maasdonk één aanslag Riooheffing [Hof: Rioolheffing] in mindering gebracht.
Beoordeling van uw bezwaar:
Naar aanleiding van uw bezwaar heeft, in opdracht van de gemeente ’s-Hertogenbosch, een onderzoek plaatsgevonden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de objecten [a-straat] 19 en [a-straat] 19 (Bedrijf) voor het belastingjaar 2015 foutief zijn afgebakend en gewaardeerd. (…) Naar aanleiding van uw bezwaarschrift hebben we gecontroleerd of de afbakening van beide objecten correct heeft plaatsgevonden. Dit bleek niet het geval te zijn. Beide objecten zijn bij u zelf in eigendom en gebruik. Zij dienen derhalve – naar de omstandigheden beoordeeld – als één geheel te worden beschouwd. Daarnaast is bij de hertaxatie gebleken dat de objectkenmerken niet juist in het gemeentelijke systeem waren opgenomen. Een aantal objectdelen ontbraken zelfs. Bij de hertaxatie hebben wij dit hersteld. Dit heeft tot gevolg dat de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2015 voor het correct afgebakende object [a-straat] 19 hoger uitvalt. (…) Op grond van het voorgaande worden de WOZ-beschikkingen en aanslagen voor de foutief afgebakende objecten [a-straat] 19 en [a-straat] 19 (Bedrijf) vernietigd. Voor het correct afgebakende en gewaardeerde object [a-straat] 19 ontvangt u een nieuwe WOZ-beschikking en aanslagen voor het belastingjaar 2015.
(….)
2. Uitspraak bezwaarschrift gemeentelijke heffingen 2015
(…)
De aanslagen gemeentelijke heffingen 2015 voor de foutief afgebakende objecten [a-straat] 19 en [a-straat] 19 (Bedrijf) worden op grond van het voorgaande vernietigd.
(…).”.
2.4.
De Heffingsambtenaar heeft vervolgens op 29 februari 2016 een nieuwe WOZ-beschikking (hierna: de beschikking (nieuw)) aan belanghebbende gegeven, waarbij de Heffingsambtenaar de woning en het bedrijfspand heeft afgebakend tot één onroerende zaak (hierna: het nieuw afgebakende object). In de beschikking (nieuw) heeft de Heffingsambtenaar de waarde van het nieuw afgebakende object per waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op € 1.582.000. Tegelijkertijd met de beschikking (nieuw) zijn ter zake van het nieuw afgebakende object aanslagen gemeentelijke heffingen opgelegd, waaronder een aanslag rioolheffing eigendom (hierna: de aanslag rioolheffing eigendom (nieuw)) en een aanslag rioolheffing gebruik (hierna: de aanslag rioolheffing gebruik (nieuw)) ter hoogte van € 62,40 respectievelijk € 46,56.
2.5.
Na tegen de beschikking (nieuw) en de gelijktijdig aan belanghebbende opgelegde aanslagen gemeentelijke heffingen gemaakt bezwaar, heeft de Heffingsambtenaar, bij, in één geschrift vervatte, uitspraken met dagtekening 23 december 2016, de waarde van het nieuw afgebakende object verlaagd van € 1.582.000 tot € 986.000, de aanslagen OZB eigenaren (nieuw) en OZB gebruik (nieuw) dienovereenkomstig verminderd en de overige aanslagen gemeentelijke heffingen gehandhaafd.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het beroep van belanghebbende door de Rechtbank terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
3.2.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. De Heffingsambtenaar is tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.3.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar met dagtekening 15 januari 2016 behoudens voor zover daarbij de aanslagen rioolheffing zijn vernietigd, en handhaving van de beschikkingen en de tegelijkertijd opgelegde (overige) aanslagen gemeentelijke heffingen.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.1.
Blijkens de onder 1.6. vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 13 juli 2017 uitgereikt aan de gemachtigde van belanghebbende. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het geschil
4.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij door middel van het e-mailbericht van 31 maart 2015 slechts bezwaar heeft gemaakt tegen het feit dat aan hem zowel ter zake van de woning als ter zake van het bedrijfspand afzonderlijk een aanslag rioolheffing eigendom en een aanslag rioolheffing gebruik ter hoogte van € 62,40 respectievelijk € 46,56 is opgelegd. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de beschikkingen en de gelijktijdig aan belanghebbende opgelegde aanslagen gemeentelijke heffingen (inclusief aanslagen rioolheffing) vernietigd, teneinde een nieuwe beschikking en nieuwe aanslagen gemeentelijke heffingen, gebaseerd op een juiste objectafbakening, aan belanghebbende op te leggen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat deze handelwijze strijd oplevert met het verbod van reformatio in peius.
4.3.
In het midden latend of belanghebbende al dan niet slechts bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen rioolheffing, vaststaat dat de Heffingsambtenaar de bevoegdheid heeft fouten in objectafbakening bij miskenning van aanwezigheid van een samenstel te herstellen. Uit artikel 29, lid 1, onderdeel a, van de Wet WOZ volgt immers dat de Heffingsambtenaar een WOZ-waardebeschikking ambtshalve kan vernietigen. In dit geval heeft de Heffingsambtenaar de aanvankelijk onjuiste objectafbakening herzien, hij heeft de beschikkingen wegens een onjuiste objectafbakening vernietigd en later een nieuwe WOZ-beschikking gegeven (die in dit geding niet aan de orde is). Tegelijk met de vernietiging van de beschikkingen zijn de aanslagen rioolheffing en de overige aanslagen gemeentelijke heffingen vernietigd.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank terecht voorop gesteld dat uit het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2003, nr. 35.987, ECLI:NL:HR:2003:AD6058 (het Schipholarrest) volgt dat waardebeschikkingen waarbij is uitgegaan van een te kleine objectafbakening, doordat ten onrechte verschillende objecten zijn onderscheiden terwijl voor de toepassing van de Wet WOZ van één groter object had moeten worden uitgegaan waarvoor één beschikking had moeten worden gegeven, vernietigd dienen te worden. Uit het Schipholarrest volgt voorts dat aanslagen die zijn vastgesteld op basis van dergelijke onjuiste waardebeschikkingen gelden als ten onrechte vastgestelde aanslagen in de zin van artikel 18a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat deze aanslagen door de Heffingsambtenaar binnen acht weken na de vernietiging van de desbetreffende waardebeschikkingen moeten worden vernietigd.
4.5.
De Heffingsambtenaar heeft bij, in één geschrift vervatte, uitspraken op bezwaar met dagtekening 15 januari 2016 zowel de beschikkingen als de tegelijkertijd met de beschikkingen aan belanghebbende opgelegde aanslagen gemeentelijke heffingen vernietigd, dit is binnen de in 4.4 genoemde termijn van acht weken.
4.6.
Aangezien de onderhavige procedure ziet op de op 28 februari 2015 aan belanghebbende opgelegde aanslagen rioolheffing en de Heffingsambtenaar deze aanslagen rechtsgeldig vernietigd heeft, heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat belanghebbende geen belang meer had bij beoordeling van het door hem ingestelde beroep. De Rechtbank heeft derhalve het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende kon, gelet op de vernietiging van voornoemde aanslagen, door middel van deze beroepsprocedure niet in een betere positie komen te verkeren.
Slotsom
4.7.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.8.
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.9.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 19 oktober 2017 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, P. Fortuin en M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van J.M.A. Beckers, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.