ECLI:NL:GHSHE:2017:4333

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
200.169.142_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in arbeidsrechtelijke geschil tussen appellant en S.I.M. Staalindustrie B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een arbeidsrechtelijk geschil tussen de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L.A. de Waard, en de geïntimeerde, S.I.M. Staalindustrie B.V., vertegenwoordigd door mr. M.J. Huisman. De zaak betreft een deskundigenonderzoek naar de geschiktheid van de appellant voor zijn werk als bankwerker bij de geïntimeerde, na een ongeval op 9 maart 2010. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen op 22 november 2016, waarin een comparitie van partijen is bepaald. Tijdens deze comparitie, die op 6 maart 2017 heeft plaatsgevonden, zijn partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de benoeming van deskundigen en de vraagstelling aan deze deskundigen te delen. Het hof heeft vervolgens drie deskundigen benoemd: de heer R.J.J. Devilée (orthopedisch specialist), de heer mr.drs. G.J. Kruithof (verzekeringsgeneeskundige) en de heer E. Audenaerde (arbeidsdeskundige). De deskundigen zijn verzocht om specifieke vragen te beantwoorden met betrekking tot de medische situatie van de appellant op de datum van het expertiserapport en de geschiktheid voor zijn werk. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door de geïntimeerde moeten worden betaald en dat de deskundigen hun rapporten binnen drie maanden moeten indienen. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na ontvangst van de deskundigenberichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.169.142/01
arrest van 10 oktober 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.L.A. de Waard te Utrecht,
tegen
S.I.M. Staalindustrie B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: SIM,
advocaat: mr. M.J. Huisman te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 22 november 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven onder zaaknummer 2734216 CV EXPL 14-1191 gewezen vonnis van 15 januari 2015.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 22 november 2016;
  • het door SIM op 28 februari 2017 bij H-formulier ten behoeve van de comparitie in het geding gebrachte stuk;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 6 maart 2017;
  • de akte voor comparitie van [appellant] , met twee producties;
  • de akte uitlaten vraagstelling deskundigen van SIM van 11 april 2017.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Volhard wordt bij hetgeen in het tussenarrest is overwogen.
6.2.
Bij genoemd tussenarrest is een comparitie van partijen bepaald. De comparitie is gehouden op 6 maart 2017. Partijen zijn tijdens de comparitie in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundigen en over de exacte vraagstelling aan de deskundigen. Partijen zijn het eens geworden over de benoeming van de volgende deskundigen:
als orthopedisch specialist dhr. Devilée te [kantoorplaats] ;
als verzekeringsgeneeskundige mr. drs. G.J. Kruithof, Medisch Adviesbureau [Medisch Adviesbureau] te [vestigingsplaats] ;
als arbeidsdeskundige dhr. Audenaerde van het bureau [bureau] & Partners te [vestigingsplaats] .
Het hof zal deze deskundigen benoemen.
Partijen zijn niet eens geworden over onder meer de exacte vraagstelling, de aan de deskundigen toe te zenden stukken en de volgorde van het door de deskundigen te verrichten onderzoek.
6.3.
De vraagstelling
6.3.1.
Het hof stelt voorop dat het bij de beoordeling van de zaak uiteindelijk gaat om de beantwoording van de in overweging 3.6.1. van het tussenarrest vermelde vragen. Met het oog op de beantwoording van deze vragen worden de deskundigen verzocht onderzoek te doen en daarover te rapporteren. Tegen deze achtergrond zullen hierna de meer specifieke vragen voor de afzonderlijke deskundigen, toegespitst op hun specialisme, worden geformuleerd.
Bij de beantwoording van de vragen dienen alle deskundigen, voor zover mogelijk, onderscheid te maken tussen de status ten tijde van de hersteld-melding door [appellant] (27 maart 2013) en die ten tijde van het onderzoek door de betreffende deskundige.
6.3.2.
Voor wat betreft de vraagstelling aan de orthopedisch specialist zal het hof aansluiten bij de bij de daarvoor geldende standaarden van de IWMD. Nu de situatie van [appellant] uitsluitend betrekking heeft op de “situatie met ongeval” en het niet gaat om de medische situatie van [appellant] voorafgaand aan dat ongeval zal de vraagstelling alleen betrekking hebben op de “situatie met ongeval”. De exacte vraagstelling zal hierna in het dictum worden opgenomen.
6.3.3.
Het hof zal de door SIM voorgestelde vragen aan de verzekeringsgeneeskundige stellen. Er wordt ten aanzien van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek geen grond gezien aansluiting te zoeken bij de IWMD-standaarden. De door [appellant] voorgestelde vraagstelling sluit, in het licht van hetgeen hiervoor in overweging 6.3.1. als achtergrond van de te verrichten onderzoeken en te beantwoorden vragen is geschetst, naar het oordeel van hof niet aan bij de specifieke aard en inhoud van het door de verzekeringsgeneeskundige te verrichten onderzoek.
6.3.4.
Ten aanzien van de aan de arbeidsdeskundige te stellen vragen overweegt het hof dat grotendeels aangesloten zal worden bij de door SIM in haar akte uitlaten vraagstelling deskundigen geformuleerde vragen. Daarbij merkt het hof op dat van de zijde van [appellant] geen suggesties voor vragen zijn ingediend.
6.4.
Het hof is ten aanzien van de volgorde van het door de deskundigen te verrichten onderzoek van oordeel, zoals ook al in overweging 3.6.3.3. van het tussenarrest overwogen, dat de deskundigen in onderling overleg en desgewenst in overleg met partijen de werkwijze en volgorde van het door hen afzonderlijk dan wel gezamenlijk te verrichten onderzoek kunnen bepalen. Daarbij komt het het hof in beginsel het meest logisch voor dat eerst het onderzoek door de orthopedisch specialist, dan het onderzoek door de verzekeringsgeneeskundige en ten slotte het onderzoek door de arbeidsdeskundige zal plaats vinden. Het staat de deskundigen echter vrij om, zoals hiervoor overwogen, in onderling overleg met elkaar en of partijen hiervan af te wijken. De deskundigen dienen in hun rapportages melding te maken van de aangehouden volgorde en of, zo ja, en in hoeverre en op welke wijze zij kennis hebben genomen van elkaars bevindingen ten behoeve van hun eigen onderzoek, conclusies en antwoorden op de door het hof aan hen gestelde vragen.
6.5.
Voor wat betreft de aan de deskundigen toe te zenden stukken is het hof van oordeel dat, anders dan door [appellant] bepleit, het volledige procesdossier, inclusief alle eerder uitgebrachte rapportage, aan de deskundigen ter hand moet worden gesteld, opdat de deskundigen zich een volledig beeld van alle relevante feiten en omstandigheden van deze zaak kunnen vormen.
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. De deskundigen worden verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
Het hof gaat ervan uit dat [appellant] de deskundigen desgewenst zal machtigen om relevante gegevens op te vragen bij artsen of instanties.
Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in het rapport.
Het hof wijst er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundigen worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij.
Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige(n) worden verstrekt door [appellant] die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW. [appellant] is, met het oog op de eventuele uitoefening van zijn blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door hem aan de deskundige(n) verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken.
Dit lijdt echter, in een geval dat SIM beschikt over een medisch adviseur (daar gaat het hof vanuit) in zoverre uitzondering dat tevens en tegelijkertijd aan die medisch adviseur alle aan de deskundige(n) verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Aangenomen moet immers worden dat die medisch adviseur, ook ten opzichte van
SIM, de aldus verkregen medische informatie als haar onder haar geheimhoudingsplicht toevertrouwd zal beschouwen en behandelen.
Indien [appellant] naar aanleiding van, concrete en gerichte, door de te benoemen deskundige opgevraagde nadere informatie of gegevens uit zijn medische dossier(s) géén gebruik maakt van zijn blokkeringsrecht en het (concept-) rapport van deze deskundige ter beschikking van SIM wordt gesteld, dan is [appellant] op daartoe strekkend verzoek van SIM dan wel bevel van het hof alsnog verplicht om alle door hem aan de deskundige verschafte (nadere) medische informatie en gegevens aan SIM in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert [appellant] dit te doen, zonder dat hij daartoe gewichtige redenen heeft welke het hof alsdan gegrond acht, dan zal het hof bij zijn verdere beoordeling en beslissing van deze zaak daaruit de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht (vgl. HR 22 augustus 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB5626).
6.6.
Zoals in het tussenarrest al overwogen dient SIM de kosten van het voorschot van de deskundigen te betalen.
6.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
benoemt tot deskundigen:
1. de heer R.J.J. Devilée, orthopeed,
[Orthopedisch Expertise Bureau] B.V. Orthopedisch Expertise Bureau
Postbus [postbus 1]
[postcode 1] [kantoorplaats]
Telefoon [telefoonnummer 1]
2. de heer mr.drs. G.J. Kruithof, verzekeringsgeneeskundige,
Medisch Adviesbureau [Medisch Adviesbureau]
[adres]
[postcode 2] [vestigingsplaats]
Tel/: [telefoonnummer 2]
3. de heer E. Audenaerde, arbeidsdeskundige,
van bureau [bureau] & Partners
Postbus [postbus 2]
[postcode 3] [vestigingsplaats]
Tel.: [telefoonnummer 3] ;
verzoekt de deskundigen de volgende vragen te beantwoorden:
t.a.v. de heer Devilée:
verzoekt de deskundige om, voor zover mogelijk en relevant, de hierna te vermelden vragen te beantwoorden
zowel naar de situatie op 27 maart 2013 als naar de situatie ten tijde van het onderzoek door de deskundige;
Anamnese
1a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel als gevolg van het ongeval op 9 maart 2010, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemeen dagelijkse leven (ADL), de loonvormende arbeid?
Medische gegevens
1b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
o de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan?
Medisch onderzoek
1c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie
1d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossiers naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
1e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie van de onderzochte was op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose
1f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal-diagnostische overweging geven?
Beperkingen
1g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestonden naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn toestand op 27 maart 2013 en bestaan in zijn huidige toestand, ?
Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van de ingeschakelde arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
Functieverlies
1h. Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, 6e editie), aangevuld met de richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
1i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
1j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
1k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
1l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen en voor de functionele invaliditeit (als bedoeld in vragen 1g en 1h)?
2. Overige
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
t.a.v. de heer Kruithof:
kunt u een Functie Mogelijkheden Lijst opstellen op basis van het expertiserapport van de orthopeed, de heer Devilée, en het ter beschikking gestelde dossier i) zowel per datum hersteld-melding (27 maart 2013) ii) als per datum van het expertiserapport van de orthopeed?
heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de verdere beoordeling van deze zaak?
t.a.v. de heer Audenaerde:
Was [appellant] geschikt voor zijn eigen werk als bankwerker bij SIM op 27 maart 2013?
Indien het antwoord op de vorige vraag “nee” luidt:
a. Was er
op 27 maart 2013de mogelijkheid om werk met aanpassingen duurzaam passend te maken en was dit werk beschikbaar, of waren er passende functies beschikbaar of met aanpassingen beschikbaar te maken, of waren er passende functies beschikbaar? Kunt u dit toelichten?
b. Indien er aanpassingen nodig waren/zijn, welke waren/zijn dit?
c. Wat was/is de loonwaarde van de werkzaamheden?
3. Is [appellant] per datum van het expertiserapport van de orthopeed, de heer Devilée, geschikt voor zijn eigen werk als bankwerker bij SIM?
4. Indien het antwoord op vraag 4 “nee” luidt:
a. Was er op de datum van het expertiserapport van de orthopeed de mogelijkheid om werk met aanpassingen duurzaam passend te maken en was dit werk beschikbaar, of waren er passende functies beschikbaar of met aanpassingen beschikbaar te maken, of waren er passende functies beschikbaar? Kunt u dit toelichten?
b. Indien er aanpassingen nodig waren/zijn, welke waren/zijn dit?
c. Wat was/is de loonwaarde van de werkzaamheden?
5. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van de zaak?
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door dezen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
wijst partijen en de deskundigen op hetgeen hiervoor in r.o. 6.5. is overwogen over het inzage- en blokkeringsrecht;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van ieder van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen ieder een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht van ieder van de deskundigen ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat de desbetreffende deskundige door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op het door de deskundigen begrote bedragen inclusief btw van respectievelijk € 4.356,00 (de heer Devilée), € 7.260,00 (de heer Kruithof) en € 7.078,50 (de heer Audenaerde) (in totaal € 18.694,50), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van de voorschotten bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat de griffier een specificatie van de voorschotten bij het afschrift van dit arrest meezendt aan de advocaten van partijen;
bepaalt dat partij SIM genoemde bedragen zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.I.M.W. Bartelds tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van
10 april 2018in afwachting van de deskundigenberichten;
verstaat dat de zaak na ontvangst van de deskundigenberichten naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenberichten aan de zijde van SIM;
bepaalt dat de datum en tijd waarop de deskundigen ieder onderzoek zullen verrichten, door ieder van de deskundigen zal worden vastgesteld in overleg met de advocaten van partijen; partijen en hun eventuele adviseurs dienen -indien en voor zover mogelijk- in de gelegenheid te worden gesteld bij het onderzoek aanwezig te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, J.I.M.W. Bartelds en M.E. Bruning en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 oktober 2017.
griffier rolraadsheer