Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- voornoemde dagvaardingen in hoger beroep;
- de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd;
- de memorie van antwoord.
2. Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 3415571 CV EXPL 14-7320)
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
) met ingang van 1 januari 1999 wordt herzien en vanaf die datum wordt berekend op basis van de norm voor gehuwden;
(mw. [cliënte]
) voert aan dat met het besluit van 21 januari 2011 niet volledig is tegemoetgekomen aan de uitspraak van de CRvB van 1 december 2009 en vordert thans nakoming van deze uitspraak. (...) In dit geval gaat het om de toekenning van een toeslag op de AOW-uitkering over de periode vanaf januari 2009. De uitspraak van de CRvB ziet (...) niet op die periode. Hetgeen(mw. [cliënte] )
verlangt (…) kan in deze procedure dan ook niet worden bereikt. (...).“
Voor zover(mw. [cliënte]
) heeft betoogd dat de uitspraak van de CRvB van 1 december 2009 in strijd is met het bestreden besluit(noot hof: het besluit van de SVB van 21 januari 2011
), slaagt dit betoog niet. De uitspraak van de CRvB ziet niet op toeslag op het ouderdomspensioen, zodat er geen sprake kan zijn van een tegenstrijdigheid met het bestreden besluit.”
(...) Het ter zitting opgeworpen standpunt dat (de SVB
) naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 1 december 2009 betreffende de herziening van het recht op ouderdomspensioen per 1 januari 1999 naar de norm van gehuwden, ambtshalve over had moeten gaan tot toekenning van een verhoging per die datum, kan dan ook niet worden gevolgd. (…)”.
(…) levert een dergelijke uitspraak een executoriale titel op, (...) voor zover zij strekt tot vergoeding van schade, griffierecht of proceskosten. (...) Uit voornoemd dictum volgt niet dat de CRvB SVB, behoudens de proceskostenveroordeling, ook nog tot betaling van schadevergoeding of van enige andere geldsom (waaronder rente) heeft veroordeeld. Tegen die achtergrond (...) levert die uitspraak van de CRvB geen executoriale titel op, die op grond van art. 430 Rv voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Anders dan [cliënte] stelt, vloeit uit art. 8 AOW niet zondermeer voort dat een pensioengerechtigde die recht heeft op een ouderdomspensioen naar de norm van gehuwden, automatisch ook recht heeft op een toeslag. Art. 14 lid 1 AOW bepaalt immers dat een verhoging (...) op aanvraag wordt toegekend.
), zonder over de daartoe vereiste titel te beschikken, (…) executoriaal beslag heeft doen leggen. (...) Het staat een advocaat niet vrij om de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos te schaden, door (te trachten) jegens die wederpartij een recht geldend te maken waarvan hij weet dat het zijn cliënte niet toekomt.
) had, reeds door het raadplegen van de wet die hij zeker als advocaat geacht wordt te kennen, behoren te weten dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep geen excecutoriale titel opleverde, waardoor een op basis daarvan te leggen executoriaal beslag geen stand zou kunnen houden.( [appellant]
) wist voorts, althans had behoren te weten, dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep een heel ander geschil betrof dan de vordering waarvoor hij beslag liet leggen. Bovendien had( [appellant]
) uit de uitspraak van de rechtbank van 6 juli 2011 moeten concluderen dat hij door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep te doen executeren (de SVB
) onnodig op kosten zou jagen en de belangen van (de SVB) onnodig zou schaden Door de onterechte beslaglegging heeft( [appellant]
) bovendien de uitkering van derden in gevaar gebracht.
) behoren te begrijpen dat hij zich door niettemin beslag te laten leggen aan een onrechtmatige daad jegens (de SVB
) schuldig zou maken. (...) Op grond van al het bovenstaande is komen vast te staan dat( [appellant]
) een uitspraak heeft doen executeren, waarvan hij wist, althans had behoren te weten, dat deze noch formeel noch materieel een executoriale titel opleverde, wat ([appellant] )
in ernstige mate tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. (...)”.
I. [appellant] veroordeelt de totale schade ad € 19.469,72, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, aan de SVB te voldoen, daarbij tevens bepalende dat deze schade slechts één keer kan worden voldaan, zodat ieder bedrag dat mevr. [cliënte] ter zake aan de SVB heeft voldaan of zal voldoen, in mindering strekt op het door [appellant] uit hoofde van het te wijzen vonnis te betalen bedrag;
met dien verstande dat op dit bedrag slechts éénmaal kan worden voldaan en daarop in mindering strekt elk bedrag dat mw. [cliënte] aan de SVB betaald heeft of zal betalen”. [appellant] is verder veroordeeld in de kosten van de procedure, vermeerderd met de nakosten van € 131,- in het geval geen betekening plaatsvindt, verhoogd met € 68,- indien het vonnis wel moet worden betekend. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Bij besluit van 21 januari 2011(hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder (…)”. Daaruit volgt dat overal waar de rechtbank in die uitspraak het vervolgens heeft over “het bestreden besluit” wordt bedoeld het besluit van verweerder SVB van 21 januari 2011.
schade, griffierecht of proceskosten”.Ook in deze appelprocedure heeft [appellant] op geen enkele wijze gemotiveerd of uitgelegd waarom het bedrag van € 113.685,08 naar zijn mening wel onder één van die categorieën van art. 8:76 AWB zou vallen en dat hij ter zake dat bedrag in het bezit was van een executoriale titel. Het hof houdt het er dan ook voor dat [appellant] zonder enige steun van wet, jurisprudentie en/of literatuur zelf heeft bedacht dat [cliënte] een vordering op de SVB had van € 113.685,08 waarvoor een executoriale titel bestond. Gelet op al het vorenstaande valt dat aan te merken als een grove fout van een advocaat. Dit betekent dat de kosten van het kort geding in elk geval als schade die voor vergoeding in aanmerking komt heeft te gelden.