Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] Accountants en Belastingadviseurs B.V.,
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/02/265430 / HA ZA 13-437)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
[geïntimeerde 1] werd ingeschakeld voor het opstellen en passeren van de benodigde notariële akten.
groot 0.02.88 ha fl 130.768--".Als onderhanden werken is nog een perceel bouwgrond genoemd, zulks gevolgd door de
zinsnede dat behoudens het appartement aan de Molenstraat alle overige onroerende zaken
ingebracht worden in Aannemersbedrijf [Aannemersbedrijf] B.V.
"B. Bouwgrond [adres] te [vestigingsplaats 3] [sectieletter] (ged) no. [sectienummer](zoals het hof het door de rechtbank vermelde getal “ [sectienummer] ” verbeterd leest)
groot 0.02.88 ha".
1. - de werkplaats met opslagterrein gelegen aan de [adres][huisnummer] te [postcode] [vestigingsplaats 3] , kadastraal bekend gemeente [vestigingsplaats 3] [sectieletter] nummer [sectienummer] , groot vijftien aren eenenzestig centiaren,hierna ook te noemen: het perceel)
, welk registergoed wordt ingebracht voor een waarde van (…) f. 130.768,-- (…)”.
is een overeenkomst gesloten op grond waarvan de curator het bedrijfsgebouw met ondergrond voor een bedrag van € 290.000,-- en [appellante] het pad voor een bedrag van € 40.000,-- heeft verkocht en geleverd aan een derde. De akte van levering is op 13 juli 2012 verleden.
I. voor recht zal verklaren dat [geïntimeerden] , althans [geïntimeerde 1] , althans [geïntimeerde 2] , toerekenbaar tekort geschoten zijn/is in de nakoming van hun/zijn/haar verplichtingen jegens [appellante] , althans onrechtmatig jegens [appellante] hebben/heeft gehandeld, en dat [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat bij betaling door de één de ander zal zijn bevrijd, althans [geïntimeerde 1] , althans [geïntimeerde 2] , aansprakelijk zijn/is voor de daaruit voortvloeiende schade, en ten titel van schadevergoeding;
B. Bouwgrond [adres] te [vestigingsplaats 3] [sectieletter] (ged) no. [sectienummer] groot 0.02.88 ha fl. 130.768”. Aan de hand van toevoeging van dit feit aan de vaststaande feiten, is duidelijker, zo begrijpt het hof [appellante] , waarom [appellante] (en [Aannemersbedrijf] B.V. (nieuw) na die overdracht in de veronderstelling verkeerden dat [Aannemersbedrijf] B.V. (nieuw) geen rechten meer had op welk deel dan ook van het perceel aan de [adres][huisnummer] te [vestigingsplaats 3] . Het is, zo begrijpt het hof [appellante] , op die manier duidelijker dat [appellante] in de veronderstelling verkeerde dat zij ook vanaf 13 mei 1998 eigenaresse was van dat perceel [adres][huisnummer] behoudens het overgedragen deel “
Bouwgrond [adres] te [vestigingsplaats 3] [sectieletter] (ged) no. [sectienummer] groot 0.02.88 ha”. Verder, aldus dit tweede onderdeel, moet worden verduidelijkt dat de op 27 december 2007 door [Aannemersbedrijf] B.V. (nieuw) verleende hypotheek op het nog aan haar toebehorende deel van het perceel, niet op zich zelf stond. In die ene notariële akte van 27 december 2007 (productie D conclusie van antwoord [geïntimeerde 1] ) zijn door [Aannemersbedrijf] B.V. (nieuw) en door [appellante] hypotheekrechten gegeven op alle onroerende zaken van deze twee partijen.
Bouwgrond [adres] te [vestigingsplaats 3] [sectieletter] (ged) no. [sectienummer] groot 0.02.88 ha”.
Naar aanleiding van de reeds eerder gevoerde correspondentie …”, maar dergelijke correspondentie is niet in het geding gebracht. De brief van 18 december 1997 (productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) verwijst naar een brief van 3 december 1997, maar ook die brief is niet overgelegd. [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat hun dossiers zijn vernietigd (nr. 3.14 conclusie van dupliek [geïntimeerde 2] en nr. 4.1 conclusie van antwoord [geïntimeerde 1] ), waardoor zij eveneens zijn benadeeld in hun bewijsposities. Gesteld noch gebleken is dat deze vernietiging op enigerlei wijze als ontijdig moet worden beschouwd. [geïntimeerde 1] heeft concreet gesteld dat het notariële dossier uit 1997 na het verstrijken van de gebruikelijke bewaartermijn is vernietigd. [geïntimeerde 2] heeft wat dit betreft onder meer aangevoerd dat het zeer wel mogelijk is dat [appellante] zich heeft bedacht en buiten [geïntimeerde 2] om de notaris alsnog opdracht heeft gegeven om het hele perceel in te brengen (zie nr. 4.24 conclusie van antwoord). [geïntimeerde 1] heeft blijkens het proces-verbaal van de comparitie na antwoord aan de orde gesteld dat mogelijk in verband met art. 14 VPB de oorspronkelijke opdracht van gedeeltelijke inbreng is gewijzigd in inbreng van het gehele perceel omdat voor een fiscale geruisloze inbreng niet kan worden volstaan met gedeeltelijke inbreng. Dat hij ter zake geen concrete herinneringen meer heeft, zoals ook in genoemd proces-verbaal is vermeld, kan zeer wel mede zijn veroorzaakt door het tijdsverloop tussen begin 1998 en de eerste klachten van na februari 2012. [appellante] heeft zelf ook opgemerkt niet de volledige correspondentie in bezit te hebben (zie hetgeen zij heeft opgemerkt onder “productie 9” in haar akte overlegging producties van 8 januari 2014).