Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Deze inspanning staat op zich en dient om een maximale inzet te laten zien in het kader van het beoogde verkrijgen van de schone lei, en heeft dus – anders dan [appellante] aanvoert – niet alleen slechts zin als daarmee ook gelden voor crediteuren (kunnen) worden vergaard. Zo bezien, heeft [appellante] de belangen van haar schuldeisers door haar handelen aanzienlijk en bovendien toerekenbaar veronachtzaamd. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft bepaald dat de schuldsaneringsregeling van [appellante] met een periode van één jaar dient te worden verlengd teneinde [appellante] daarmee een allerlaatste kans te geven gedurende deze verlenging alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen alsnog naar behoren na te komen. Daarbij benadrukt het hof dat [appellante] onder meer aantoonbaar professionele hulp zal dienen te zoeken en accepteren voor haar psychosociale problematiek en haar nieuwe schuld aan de Belastingdienst voor het einde van haar verlengde schuldsaneringsregeling, dat is blijkens het vonnis waarvan beroep uiterlijk vóór 21 november 2017, geheel zal moeten hebben afgelost, want ook het op dit moment hebben van een (bovenmatige) nieuwe schuld staat in beginsel aan het verlenen van een zogeheten schone lei in de weg. Ten overvloede merkt het hof hierbij op dat ook alle andere voor [appellante] uit hoofde van de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen gedurende de verlenging van deze regeling onverkort van kracht zullen blijven.