3.1.Partijen hebben geen grieven gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten. Het hof zal van diezelfde feiten uitgaan en deze hierna opnieuw weergeven en aanvullen met hetgeen in hoger beroep verder is komen vast te staan.
3.2.1.Partijen zijn op 21 april 1992 na het maken van huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd.
3.2.2.De huwelijkse voorwaarden houden onder meer het volgende in:
“
HUWELIJKSVOORWAARDEN
Algehele uitsluiting
Artikel 1.
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Vergoedingen
Artikel 8.
1. De echtgenoten zijn, voor zover niet anders is bepaald, verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking.
(…)
4. Vergoedingen ingevolge het bepaalde in dit artikel verschuldigd, zijn terstond opeisbaar. Zij dragen de wettelijke rente nadat de vergoedingsplichtige echtgenoot volgens de wet ingebreke is gesteld.
(…)
Pensioenrechten
Artikel 9.
Ingeval van ontbinding van het huwelijk anders dan door overlijden zullen de echtgenoten met betrekking tot aanspraken op al of niet ingegaan pensioen onderling een redelijke of billijke regeling of afrekening treffen op basis van de waarde van die aanspraken, opgebouwd gedurende het bestaan van het huwelijk, tot aan de dag waarop een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is gemaakt.
Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van nog aanwezige, op de balans tot uitdrukking gebrachte, reserves voor oudedagsvoorziening, gekweekt in de uitoefening van een bedrijf of vrij beroep van een echtgenoot.
Indien de echtgenoten hieromtrent niet tot overeenstemming komen, zal een voor beide echtgenoten bindend advies gegeven worden door een verzekeringsdeskundige en een notaris, die beiden zullen worden benoemd door de kantonrechter in wiens resort de laatste gezamenlijke woonplaats der echtgenoten gelegen is, onverminderd de mogelijkheid dat de echtgenoten onderling een andere wijze van beslechting van het geschil overeenkomen.
(…).
Afrekening bij het einde van het huwelijk
Artikel 10.
(…).
Bij het einde van het huwelijk door echtscheiding alsmede bij scheiding van tafel en bed zullen de echtgenoten met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, met inachtneming van hetgeen hiervoor is bepaald ten aanzien van de pensioenrechten. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, alsmede de vruchten daarvan en alles wat krachtens zaaksvervanging daarvoor in de plaats is gekomen.
(…) De afrekening als in lid 2 bedoeld geschiedt naar de toestand en de waarde op de dag waarop de procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aanhangig is gemaakt.
De afrekening blijft achterwege indien:
- het vermogen van een van de echtgenoten of van beiden per saldo negatief is;
- (…).
5. In geval gewichtige redenen zich verzetten tegen directe uitkering in contanten van hetgeen op grond van deze afrekening verschuldigd is, is de gerechtigde partij verplicht mee te werken aan het treffen van een redelijke betalingsregeling waarbij de belangen van beide partijen in acht worden genomen.”
3.3.1.Op 21 mei 2012 heeft de vrouw een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Limburg.
3.3.2.Bij beschikking van 27 maart 2013 van de rechtbank Limburg is daarop de echtscheiding uitgesproken. Daarnaast is, voor zover in de procedure van belang, een bevel tot verrekening overeenkomstig de door partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden ten overstaan van een notaris gegeven met benoeming van, indien partijen geen overeenstemming zouden bereiken over de keuze van een notaris, mr. [notaris] te [plaats 1] dan wel zijn plaatsvervanger en met benoeming van mr. [kandidaat-notaris] , kandidaat-notaris te [plaats 1] , tot onzijdig persoon om de vrouw dan wel de man te vertegenwoordigen indien zij/hij geen medewerking zou verlenen aan de verrekening.
3.3.3.De echtscheidingsbeschikking is op 10 december 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.4.Partijen zijn er niet in geslaagd onderling overeenstemming te bereiken over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
3.4.1.De vrouw heeft in eerste aanleg in conventie, kort samengevat, gevorderd dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de verdeling conform de huwelijkse voorwaarden, in het bijzonder conform artikel 10, tweede lid, van de huwelijkse voorwaarden, af te wikkelen,
de tussen partijen bestaande huwelijkse goederengemeenschap verdeelt, althans de tussen partijen huwelijkse voorwaarden af wikkelt als op de door haar in punt 2 van het petitum van de dagvaarding omschreven wijze,
de man veroordeelt een bedrag van € 34.894,50 aan vrouw te voldoen uit hoofde van verdeling van pensioenaanspraken,
de man veroordeelt in de proceskosten.
3.4.2.De man heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.5.1.De man heeft in eerste aanleg in reconventie, na wijziging van eis, kort samengevat, gevorderd dat alle vermogensbestanddelen van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap aan de man worden toegedeeld tegen voldoening van een bedrag van € 79.767,-- aan de vrouw.
3.5.2.De vrouw heeft verweer gevoerd. Dat verweer zal eveneens, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.