ECLI:NL:GHSHE:2017:3986
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating in de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 288 lid 2 sub d Fw
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de appellant toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder, op 24 april 2012, een schuldsaneringsregeling toegewezen gekregen, maar deze was tussentijds beëindigd op 13 januari 2014. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een nieuwe toelating, omdat minder dan tien jaar was verstreken sinds de eerdere regeling en er geen sprake was van uitzonderingsgronden zoals genoemd in artikel 350, derde lid, onder a, b of d van de Faillissementswet (Fw).
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij inmiddels aan alle voorwaarden voldoet en dat hij een beschermingsbewindvoerder heeft die hem ondersteunt. Hij stelde dat zijn financiële situatie verbeterd was en dat hij actief bezig was met het oplossen van zijn schuldenproblematiek. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wetgever met de invoering van artikel 288 lid 2 sub d Fw een strikte afwijzingsgrond heeft gecreëerd, die geen ruimte laat voor een afweging van de omstandigheden van de appellant.
Het hof heeft bevestigd dat de eerdere schuldsaneringsregeling van de appellant op een correcte manier was beëindigd en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een nieuwe regeling. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het verzoek van de appellant om opnieuw toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen. Het hof bekrachtigde derhalve het vonnis van de rechtbank.