ECLI:NL:GHSHE:2017:3931

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
15/00642
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forensenbelasting en eigen gebruik van een woning in het kader van verhuurbemiddeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant over een aanslag forensenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd. De belanghebbende, eigenaar van een gemeubileerde woning op vakantiepark [C], heeft de woning in 2013 voor 67 dagen gereserveerd, maar de Heffingsambtenaar stelt dat de woning meer dan 90 dagen voor de belanghebbende en zijn gezin beschikbaar was. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de Heffingsambtenaar en later ook door de Rechtbank. De belanghebbende stelt dat hij de woning niet meer dan 90 dagen voor eigen gebruik beschikbaar heeft gehouden, terwijl de Heffingsambtenaar betoogt dat de woning, ondanks de verhuur, voor meer dan 90 dagen beschikbaar was voor de belanghebbende en zijn gezin. De zitting vond plaats op 12 januari 2017, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. Het Hof oordeelt dat de uitnodiging voor de zitting op de juiste wijze is verzonden en dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 15/00642
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 25 februari 2015, nummer AWB 14/6792, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de navolgende aanslag forensenbelasting .

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 mei 2014 en onder nummer [nummer 1] voor het belastingjaar 2013 een aanslag forensenbelasting opgelegd ten bedrage van € 491,66.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen voormelde aanslag een bezwaarschrift ingediend.
1.3.
De Heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 44. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard,
1.5.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De zitting heeft plaatsgehad op 12 januari 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] . Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 6 december 2016, met nummer [nummer 2] , aangetekend naar het door belanghebbende bij de aanvulling van het hoger beroepschrift zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.
Hieruit volgt dat de uitnodiging op 7 december 2016 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.
1.7.
Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.
1.8.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan:
2.1.
Belanghebbende is sedert 2002 eigenaar van een gemeubileerde woning aan de [adres] 1 te [B] (gemeente Schouwen-Duiveland), hierna: de woning. De woning is gelegen op vakantiepark [C] , alwaar de woning is aangeduid met nummer 88.
2.2.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar niet zijn hoofdverblijf gehad in [B] .
2.3.
Belanghebbende verhuurt de woning aan derden. Hij heeft daartoe verhuurbemiddelingsovereenkomsten gesloten. Belanghebbende is in 2012 van verhuurbemiddelaar gewijzigd en heeft op 10 januari 2012 een verhuurbemiddelingsovereenkomst gesloten met [D] B.V. (hierna: [D] ). Deze verhuurovereenkomst is door jaarlijkse verlenging ook geldig in het onderhavige (belasting)jaar 2013. In de overeenkomst is het volgende opgenomen:
“BEGRIPPEN:
-Eigen gebruik: gebruik van de eigen accommodatie door bijvoorbeeld de eigenaar, of zijn familieleden, ingeboekt op naam van de eigenaar en waarvoor geen huur gerekend wordt door de eigenaar.
(….)
Artikel 1- VERHUURBEMIDDELING
1.1.
De eigenaar verleent hierbij aan [D] , die verklaart te aanvaarden, het exclusieve recht om op naam van [D] en voor rekening en risico van de eigenaar zijn accommodatie, staande en gelegen op [C] te verhuren aan derden.
1.2.
De eigenaar mag de accommodatie gebruiken voor eigen gebruik. De periode(s) van eigen gebruik van de accommodatie kan de eigenaar zelf inboeken via de eigenarensite van [D] . Indien de accommodatie niet op bovengenoemde wijze door de eigenaar wordt gereserveerd, wordt de eigenaar geacht niet zelf van de accommodatie gebruik te willen maken. Informatie vanuit [D] zal via de eigenarensite gecommuniceerd worden naar de eigenaar.
(….)
1.6.
Verhuur door de eigenaar zelf, zonder tussenkomst van [D] is niet toegestaan. (…)”
2.4.
Belanghebbende heeft een reserveringsoverzicht overgelegd, waaruit blijkt dat hij in 2013 de woning 67 nachten heeft gebruikt. Uit dit reserveringsoverzicht blijkt voorts dat de woning in 2013 minder dan 275 dagen verhuurd is geweest.
2.5.
De onderhavige aanslag forensenbelasting is opgelegd voor het ter beschikking hebben van de vakantiewoning voor meer dan 90 dagen.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen.

3.1.
In geschil is de vraag of voor het (belasting)jaar 2013 de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de woning op basis van de verhuurbemiddelingsovereenkomst voor 365 dagen per jaar exclusief beschikbaar is gesteld aan [D] voor mogelijke verhuur. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende via de eigenarensite de woning voor 67 nachten gereserveerd. Daarbuiten wordt de woning niet voor eigen gebruik door belanghebbende en/of zijn gezin beschikbaar gehouden, zodat aan het 90-dagen criterium niet is voldaan.
De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het gegeven dat de woning in 2013 voor minder dan 275 dagen werd verhuurd, betekent dat de woning voor meer dan 90 dagen beschikbaar was voor belanghebbende en/of zijn gezin.
3.3.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Gronden

Vooraf en ambtshalve
4.1.
Blijkens de onder 1.6 vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging aan belanghebbende op 7 december 2016 uitgereikt. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het geschil
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan - voor zover thans van belang - een forensenbelasting worden geheven van natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan 90 malen nachtverblijf houden, of er meer dan 90 dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
4.3.
Artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2013 (hierna: de Verordening) luidt:
“Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden”.
4.4.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juli 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1657, geoordeeld dat, indien een gemeubileerde woning weliswaar is bestemd voor verhuur, maar ook in enige mate door de eigenaar zelf wordt gebruikt, anders dan nodig is om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, die woning door de eigenaar voor zich of zijn gezin beschikbaar wordt gehouden voor het gedeelte van het jaar dat eigen gebruik niet in verband met verhuur of aan derden toegekende rechten tot verhuur is uitgesloten.
4.5.
Bij arrest van 22 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4972, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat slechts dan geen aanslag in de forensenbelasting mag worden opgelegd
“aan een eigenaar die zijn woning voor (vrijwel) het gehele jaar aan een derde ter beschikking stelt voor verhuur,
( a) indien die eigenaar in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden, ofwel
( b) (ingeval de woning ook in enige mate door die eigenaar zelf werd gebruikt, anders dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden), indien de som van het aantal dagen van eigen gebruik en van het aantal dagen waarop de woning niet werd gebruikt, maar waarop deze gelet op het in de vorige alinea overwogene moet worden geacht door die eigenaar beschikbaar te zijn gehouden voor zich of zijn gezin, niet meer dan negentig is.”
4.6.
Uit bovenstaande arresten volgt dat “van het voor zich of zijn gezin beschikbaar houden van de woning” geen sprake is voor de gedeelten van het jaar waarop eigen gebruik is uitgesloten als gevolg van verhuur of als gevolg van aan derden toegekende rechten tot verhuur (of wanneer eigen gebruik nodig is om de woning voor verhuur gereed te maken en te houden). In de overige gedeelten van het jaar is wel sprake van beschikbaar houden, ook als de woning voor verhuur beschikbaar is, maar niet feitelijk wordt verhuurd. Heffing van forensenbelasting blijft slechts achterwege indien het totaal van die gedeelten niet meer dan 90 dagen beloopt.
4.7.
Voormelde jurisprudentie van de Hoge Raad noopt tot de conclusie dat in onderhavig geval de woning op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor belanghebbende of zijn gezin beschikbaar werd gehouden. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd blijkt niet dat het eigen gebruik van de woning in 2013 voor meer dan 275 dagen was uitgesloten. In tegenstelling tot hetgeen belanghebbende meent, werd de woning ook beschikbaar gehouden voor hem en zijn gezin op de dagen dat de woning (in theorie) voor verhuur aan derden beschikbaar was, maar niet feitelijk aan derden werd verhuurd. Dat belanghebbende een handeling diende te verrichten om daadwerkelijk zelf te kunnen beschikken over de woning, namelijk het plaatsen van een boeking op de eigenarensite, maakt niet dat belanghebbende op die dagen de woning niet voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar hield in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Verordening.
4.8.
Voor zover in de stellingen van belanghebbende besloten ligt dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen het “ter beschikking houden” en het “feitelijk (voor recreatief gebruik) ter beschikking staan” van een woning is dat onderscheid niet verenigbaar met de zojuist uiteengezette leer van de Hoge Raad. Voorts blijkt uit de stellingen van belanghebbende dat zich in het onderhavige jaar niet de situatie heeft voorgedaan dat hij of zijn gezin in het geheel geen gebruik maakte van zijn woning, althans geen ander gebruik dan nodig was om deze voor verhuur gereed te maken en te houden.
4.9.
Voor de heffing van forensenbelasting is niet relevant of de eigenaar/natuurlijke persoon de woning verhuurt in privé of in het kader van een door die eigenaar gevoerd bedrijf.
4.10.
Belanghebbende heeft erop gewezen dat hem tot en met 2012 geen aanslagen in de forensenbelasting zijn opgelegd. De Heffingsambtenaar heeft dienaangaande onweersproken gesteld dat belanghebbende een verhuurbemiddelingsovereenkomst had gesloten met een andere verhuurbemiddelingsorganisatie, waarin ligt besloten dat daaraan door het sluiten van een verhuurbemiddelingsovereenkomst met [D] in 2012 een einde kwam. Voorts heeft de Heffingsambtenaar gesteld dat de overeenkomst die belanghebbende heeft afgesloten met [D] geen beperking kent met betrekking tot het eigen gebruik en dat de onderhavige aanslag is gebaseerd op de gewijzigde situatie, zoals die voor belanghebbende vanaf 2012 van toepassing was.
Ter zitting van het Hof heeft de Heffingsambtenaar toegelicht dat in de verhuurbemiddelingsovereenkomst die belanghebbende had gesloten voor de jaren tot en met 2011 beperkingen kenden met betrekking tot het eigen gebruik van de woning en dat de inhoud van die overeenkomst zodanig was dat de Heffingsambtenaar geen reden zag belanghebbende tot en met 2012 aan te slaan in de forensenbelasting. Van een schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur is in die situatie geen sprake.
4.11.
De inhoud van de overeenkomst zoals die is gesloten tussen belanghebbende en [D] is bepalend en uitgangspunt in deze fiscaal bestuursrechtelijke kwestie. Een wijziging van die overeenkomst heeft slechts fiscaalrechtelijke gevolgen voor de toekomst.
Ten aanzien van het griffierecht
4.12.
Er zijn geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.13.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slot
4.14.
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als hierna vermeld.

5.Beslissing

Het Hof
  • verklaart het hoger beroep ongegrond, en
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 14 september 2017 door P.J.J. Vonk, voorzitter, P.A.G.M. Cools en M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. Afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
een dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.