Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
de aanspraakop de zorgovereenkomst door zorgvrager en
de verantwoordingvan de zorgovereenkomst door lasthebber en zorgverlener, die zorg verlenen die in aard en karakter parallel loopt aan de A.W.B.Z.”.
partijen het redelijk en billijk vinden het aan [P] (Hof: de moeder) betaalde voorschot inzake onteigening groot € 445.650,-- als volgt te verrekenen met de hypotheek onder aftrek van een deze nieuwe akte van geldlening groot € 355.000,-- a 0% rente dit alles wegens discutabel stelling door belastingdienst van de betaalde prijs bij de transactie d.d. [datum] 2007.”.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Voor zover ik gesteld heb dat de bewijslast ter zake van de onderhavige aanslagen is omgekeerd en verzwaard, trek ik deze stelling in.
- In de jaren voorafgaande aan het jaar 2011 heb ik de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV gevolgd. Voor deze jaren heb ik, derhalve, de aftrek van de onderhavige hypothecaire schuld ter hoogte van € 355.000 geaccepteerd.
- Ter zake van de jaren 2011 en 2012 heb ik een bedrag van € 355.000 in mindering gebracht op de nog openstaande hypothecaire schuld ter zake van de [adres] 30. Ik weet niet uit mijn hoofd of na deze vermindering een hypothecaire schuld ter zake van de [adres] 30 resteerde. Ik zou daarvoor de aangiften IB/PVV vanaf het jaar 2013 moeten bekijken.
- Het lijkt mij logisch dat belanghebbende de onteigeningsvergoeding die zij ontvangen heeft ter zake van de [adres] 30 gebruikt heeft om de hypothecaire schuld, welke zij ter zake van deze woning is overeengekomen met de zoon, af te lossen. Ik weet echter niet of dit daadwerkelijk gebeurd is.
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.