Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 1 december 2015;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel met productie van de Rabobank;
- het pleidooi, waarvan proces-verbaal is opgemaakt en waarbij [geïntimeerde] een pleitnota heeft overgelegd.
6.De verdere beoordeling
[geïntimeerde] : Zijn jullie wel vrij om de zaak te verkopen?
[de adviseur van geintimeerde] : (..) we willen een bod doen op het gebeuren.
[de adviseur van geintimeerde] : Dus uh, het fonds is rond voor 570
bieden
Het bod is gedaan onder het voorbehoud dat het door ons uit te voeren bodemonderzoek geen materiele afwijkingen vertonen van de gebruikelijke waarden
Uw aanbod wordt, via onze advocaat, voorgelegd aan de curator. Ik bericht u morgenmiddag". (prod. 7 inl. dagv.)
Eén van de kandidaat-kopers, zijnde Beheer- en Exploitatiemaatschappij [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] B.V. zond mij gisterenochtend een kopie van een bericht dat hij kennelijk ook naar uw cliënte heeft verzonden. Bijgaand treft u het stuk ter kennisneming aan. (*) Het is een bevestiging van het bod van € 620.000,00, waarvan ik u eergisteren al op de hoogte bracht.” (prod. 3 mva inc. app.)
Dit bod is op 2 december jl. gedaan aan de curator middels een zeer summier faxbericht wat wij onder ogen kregen tijdens ons onderhoud. Zo wordt hierin zelfs niet gesproken over Eur. 620.000 k.k. of EUR 620.000 v.o.n.;”
de curator (..) had aangegeven dat hij ons bod, in ieder geval bij wijze van formaliteit, diende voor te leggen aan de RC”. (prod. 8 inl. dagv.)
Gelet op de korte tijd die we hebben in relatie tot ondermeer de energieafsluiting en de mogelijke doorstart mogelijkheden van de heer [maat 1] en indien het aanbod van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] gehandhaafd blijft is de heer [geïntimeerde] (..) bereid het (al dan niet terecht) gedane bod te overstijgen”. (prod. 9 inl. dagv.).
€ 630.000,- k.k. [de adviseur van geintimeerde] vermeldde daarbij dat het nieuwe bod niet betekende dat er zonder meer afstand van recht wordt gedaan dan wel wordt afgezien van de reeds gesloten koopovereenkomst.(prod. 12 inl. dagv.).
een minimum bedrag van€ 640.000,- (het laatste bod van de heer [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] )” (prod. 13 inl. dagv.).
De afspraak die nu staat is dat degene die het hoogste bod doet, op 07 december 2009 voor 17:00 uur, het perceel kan kopen. Mijn bod is
U deelde mij verder mede dat (..) de rechtbank, en u, het op prijs zouden stellen als door mij schriftelijk antwoord wordt gegeven op de volgende vraag:
aan de r.c. is verzocht blijkt echter al dat de in onderdeel 5.1. van voornoemd vonnis[het tussenvonnis van 21 mei 2014 met bewijsopdrachten, hof]
bedoelde “toestemming” van de curator niet al eerder aan de orde was.”(prod. 22 [geïntimeerde] in eerste aanleg).
de deal zou worden afgewikkeld”. [geïntimeerde] zelf heeft dit laatste als getuige gehoord bevestigd (hij was aanwezig bij het telefoongesprek omdat [de adviseur van geintimeerde] bij hem op kantoor was).
Het hof stelt bij de behandeling van de grieven voorop dat de curator tot taak heeft een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel te genereren. Bij de uitoefening van die taak is de curator, voor zover aan hem in de wet geen afwijkende bevoegdheden zijn toegekend, gebonden aan de algemene vermogensrechtelijke rechtsregels, waaronder de tussen contractspartijen geldende regels. De curator is in zijn handelen, voor zover in dit geding van belang, in zoverre beperkt dat hij voor een door hem gesloten overeenkomst tot onderhandse verkoop toestemming van de rechter-commissaris nodig heeft.
[medewerker van de Rabobank] : (..) ik heb nu ook nog een formeel traject te gaan met de curator en rechter commissarissen
in principe” een bod deed van € 570.000,00 maar dat hij dat in verband met de uitsluiting van aansprakelijkheid voor vervuiling door de curator nog met [geïntimeerde] moest kortsluiten. Op 28 november 2008 waren de formuleringen van [de adviseur van geintimeerde] terughoudender: hij schreef aan [medewerker van de Rabobank] dat “
het bod is gedaan onder het voorbehoud dat het door ons uit te voeren bodemonderzoek geen materiele afwijkingen vertonen van de gebruikelijke waarden”.Van enige acceptatie door de Rabobank toen of later is niet gebleken, en het is dit voorwaardelijke bod dat ter goedkeuring aan de curator is voorgelegd door de Rabobank.
Het klopt dat Rabobank en [geïntimeerde] het eens waren over de koopovereenkomst van 570.000,- Eur eind november 2009.
De overeenkomst hing alleen nog op de toestemming van de curator”) niet in overeenstemming met de feiten, zoals deze blijken uit het overgelegde transcript van het telefoongesprek van 27 november 2009 en vooral uit de email van [de adviseur van geintimeerde] van 28 november 2009.
zat toevallig bij mij”), maar door de Rabobank gemotiveerd wordt ontkend - dan nog had [geïntimeerde] daaruit niet zonder meer gerechtvaardigd mogen afleiden dat de toestemming van de curator er inmiddels was. Nog los van het feit dat ook hier geen vertrouwen door de curator is gewekt (maar volgens [geïntimeerde] door de Rabobank) was het immers ook mogelijk dat de Rabobank, erop vertrouwend dat de toestemming van de curator wel zou komen, al vast een afspraak wilde plannen. Dat mr. Laagland, toen hij de afspraak maakte al wist dat er een bod van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] lag, maar dat niet tegen [de adviseur van geintimeerde] heeft gezegd, maakt dit niet anders. Integendeel. Weliswaar is het niet echt netjes van mr. Laagland om [geïntimeerde] in het ongewisse te laten, maar deze (door [geïntimeerde] niet betwiste, maar juist aan mr. Laagland verweten) kennis van mr. Laagland ondersteunt wel de stelling van de Rabobank dat mr. Laagland helemaal niet heeft gezegd dat hij een afspraak wilde maken “om het contract te ondertekenen”. Tijdens de comparitie na antwoord bij de rechtbank was [geïntimeerde] overigens minder stellig over zijn verwachtingen dan toen hij als getuige werd gehoord en heeft hij ook niet verklaard dat hij er bij was toen de afspraak werd gemaakt. Bij die comparitie verklaarde [geïntimeerde] namelijk “
uit de gang van zaken en uit de wijze waarop de afspraak werd gemaakt leidde ik af dat die afspraak zag op het afwikkelen van de koopovereenkomst. Die afspraak had ook geen enkel ander doel dan het ondertekenen van het contract. Die afspraak is gemaakt via mijn secretaresse of wellicht via de heer [de adviseur van geintimeerde]. (..)”.
Met mijn beroep op misbruik van omstandigheden bedoel ik niet de vernietiging van de overeenkomst te bewerkstelligen. Het betreft een beroep op onrechtmatige daad van de Rabobank.”. Uit de pleitnota van [geïntimeerde] volgt dat het incidenteel hoger beroep ook aldus moet worden begrepen.
afdwingen van de betaling door [geïntimeerde] van een extra bedrag van € 46.749,75” zal hierna bij de behandeling van het principaal hoger beroep aan de orde komen.
wilde doen”; als getuige heeft hij het wat stelliger verwoord: “
Ik heb het bod all-in gedaan”.
moeite had” met vrij op naam en heeft hij een tegenbod gedaan van € 575.000,00 kosten koper. Hierop heeft [geïntimeerde] gereageerd met een bod van € 570.000,00 kosten koper. Als getuige gehoord verklaarde hij “
Dat kosten koper heb ik op verzoek van de Rabobank gedaan”.
Zo wordt hierin zelfs niet gesproken over Eur. 620.000 k.k. of EUR 620.000 v.o.n.”. Mr. Laagland berichtte vervolgens dat het bod van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] kosten koper was en daarna verhoogde [geïntimeerde] zijn bod naar € 630.000,00 kosten koper, waarop een tegenbod kwam van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] van € 640.000,00 kosten koper. In zijn mail, waarin hij een biedingswijze voorstelde aan [geïntimeerde] en [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] refereerde mr. Laagland aan dit laatste bod, dat in die mail ook nog als zodanig omschreven staat.
nietvoorzien van de conditie vrij op naam. Anders dan in alle andere biedingen die [geïntimeerde] heeft gedaan, was zijn laatste bod zonder enige conditie-aanduiding. Het allereerste bod van [geïntimeerde] was vrij op naam, maar daarmee had de Rabobank moeite en daarom was - zoals [geïntimeerde] zelf heeft verklaard - het volgende bod dat [geïntimeerde] uitbracht kosten koper. Alle volgende biedingen (ook die van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] , waarbij volgens de mail van [de adviseur van geintimeerde] geen conditie-vermelding stond) die zijn gedaan in deze kwestie waren kosten koper. In de mail met de door mr. Laagland voorgestelde biedingsprocedure wordt het laatste bod van [Beheer- en Exploitatiemaatschappij] twee maal genoemd: de eerste keer met de vermelding “k.k.” en de keer daarna is die vermelding weliswaar niet meer herhaald, maar werd wel verwezen naar “
het laatste bod van de heer [Beheer- en Exploitatiemaatschappij]”. Onder deze omstandigheden heeft de Rabobank het bod van [geïntimeerde] redelijkerwijs mogen opvatten als zijnde gedaan onder de conditie kosten koper en is de overeenkomst tussen hen op die conditie gesloten.